15 CENT

Voor mij, bij de kassa van de supermarkt, stalden twee meisjes van rond de negen en twaalf jaar hun buit uit op de band. Ik zie chips van een c-merk, dito limonade en twee muffins. “Denk je dat het genoeg is?”, vraagt de jongste. “Ja, ik denk dat we nog geld overhouden ik kan heel goed rekenen”. Wat ik verder uit hun gesprek ventileerde was dat opa trakteerde. Ik vond ze schattig.
Door hun vrolijke gekakel heen klonk de stem van de cassière. “Dat is dan vijf euro vijftien”. Twee koppies keken haar ongelovig aan. De jongste porde met een knalrood hoofd haar vinger in de buik van haar zus. “Ik zei het toch, ik breng mijn muffin weg”. De oudste schraapte haar keel. “Eh, dat hebben we niet. We hebben maar vijf euro”. “Tsja, dan moet ik even naar achteren bellen”, zei de cassière, terwijl ze de telefoon al greep. “Ho wacht, ik geef het wel”, kwam ik tussenbeide. Ik ontving twee stralende lachjes en een heel erg dankjewel.
Buiten passeerde ik het tweetal. Terwijl ik mijn fiets van het slot haalde hoorde ik ze praten. “Dat is een moeder, dat zag ik, ze had een moeder-portomonnee en ze keek als een moeder, zag je dat? Iemand die geen moeder is geeft niet zomaar geld aan kinderen”. Haha! Heerlijk. Ik weet niet hoe moeders kijken of welke portomonnee ze doorgaans bezitten, maar deze voorstelling was mijn 15 cent meer dan waard. Ik fietste weg, kinderzitje op de bagagedrager, dat detail was hun kennelijk ontgaan. Thuis kijk ik in de spiegel. Een moeder. Ik kijk dus als een moeder. Grappig. Ik vind het een compliment.