Author Archives: Sandra

ANDERS

Different

De roodharige puber met pukkeltjes en sproeten had zijn blikje redbull al op de lopende band van de kassa gezet. Er was even geen balkje die zijn boodschap van de mijne moest onderscheiden dus na een gepaste ruimte begon ik mijn boodschappen achter zijn blikje te stallen. “Oooh jeetje!! Hoe moet dat nu?” riep hij plots paniekerig terwijl hij met zijn handen mijn boodschappen naar achter schoof. Even bestudeerde ik hem, om te kijken wie ik voor me had. Hij was een tikje ‘anders’ zag ik nu. Al vind ik ‘anders’ een stom woord, wat is normaal en wat is ‘anders’ tenslotte. Dat. Enfin, om het toch te duiden: hij leek iets lager begaafd, door zijn motoriek en reactie. Mijn gedachten werden onderbroken door zijn geroep om een balkje. “Balkje, ik moet een balkje, joehoe, balkje?!”

“Hee joh, rustig maar”, probeerde ik hem te kalmeren, “we zeggen zo gewoon dat dit blikje van jou is, er is niks aan de hand!”
Hij werd rustig. Het was hem duidelijk dat alles goed zou komen. “Ik wil je wel helpen met jouw boodschappen hoor?” zei hij, opeens, uit het niets. Een snelle schakelaar. Zijn handen graaiden al naar de zak appels in mijn mandje. “Wauw. Wat tof van jou! Ik heb weer veel te veel meegenomen, ja leg alles maar neer!” Terwijl hij druk bezig was en mij vertelde dat de chocomel die ik had aangeschaft écht heel erg lekker is, had de caissière inmiddels een nieuw balkje naar achteren geschoven. Ik plaatste deze achter zijn blikje.

Het was zijn beurt om af te rekenen. Het werd me duidelijk dat hij zijn aankoop zorgvuldig had voorbereid. “Ik weet dat je me twintig cent terug moet geven”, zei hij tegen de caissière, “maar dat is een fooi, voor jou, dat mag je houden”
Mijn hart gloeide. Een FOOI! Dat verzin je toch niet? De caissière bedankte hem beduusd.
“Wat ben jij een kanjer!” riep ik, uit de grond van mijn hart.
“Ach. Het is niks bijzonders. Zo ben ik”, antwoordde hij met een verlegen lachje , terwijl hij achteloos zijn schouders ophaalde. Zoals pubers dat kunnen doen. Alleen was dit geen normale puber, maar een heel speciale. Anders. Buitengewoon. Zo is hij, hij zei het zelf.

FacebookTwitterGoogle+WhatsAppPinterestPrintEmailLinkedInDelen

MIJN MAGISCHE JUFFROUW G.

THEEDOEK

Mijn magische juffrouw G.

Juffrouw G. was steevast gekleed in schots geruite minirokjes. Naar gelang de kleur van de ruitjes droeg ze er bijpassende coltruien op en completeerde ze haar ‘signature style’ met maillots in corresponderende tinten. Iedereen wist dat ze een buitenbeentje was, dat voelden we. Ze was anders, héél anders dan de rest. Een vrouw die haar emoties stevig onder controle had, ondoorgrondelijk. De zwarte aktetas, waarmee ze was vergroeid, versterkte deze strenge uitstraling. Menig keer hebben we over haar geroddeld en om haar gelachen.

Ooit stond ze een keer op de hoek aan het aanrecht in de lerarenkamer. Meester S. had een theedoek nodig en greep per ongeluk naar haar rokje. Een memorabel en hilarisch hoogtepunt als je 11 jaar bent. Er gebeurde nooit zoveel op de lagere school.
Ze gaf geschiedenis. Dit betekende dat ze dodelijk saaie verhalen over haar reizen naar Frankrijk ventileerde. De rest van de wereld hebben we pas in de brugklas mogen ontdekken.

Op een warme zomermiddag kreeg ik met een klein clubje blokfluitles van haar, na schooltijd. Het duurde even voordat ik alle gaatjes van de fluit kon afdekken met mijn vingers en het noten lezen was ook lastig, doch.. na een aantal lessen kon ik een versie van ‘Vader Jacob’ ten gehore brengen, waar de oorschelpen nog lang van natrilden. Tegen het einde van de zomer waren we geoefend genoeg om ‘Het zonnetje schijnt zo heerlijk schoon’ te fluiten, in canon.

Dat is waar de magie begon…. Terwijl wij onze longinhoud en speeksel in de keurig gelakte, houten blazers deponeerden en dit ‘vreugdevolle’ lied vertolkten, transformeerde juffrouw G. in een ander persoon. Ze schopte haar degelijke schoeisel uit en begon te huppelen in haar okergele maillot…te fladderen… door het lokaal, terwijl haar dirigentstok zwierig op de maat mee bewoog. Haar donkerbruine, hoornen bril zakte naar het puntje van haar neus en haar mondhoeken krulden omhoog in een zeldzame opwaartse beweging. Zelfs haar keurige scheiding begon wat onregelmatigheden te vertonen toen haar gehuppel hartstochtelijk overging in een dans, waarbij haar flink aanwezige bilpartij bevallige bewegingen maakte.
Opvallend is dat we er nooit om hebben gelachen . Nooit over hebben geroddeld. Ze deelde daar onze trots en haar passie.
Met kerstmis speelden we de sterren van de hemel in de aula, voor de hele school. In mijn beleving was onze ‘stille nacht’ de mooiste versie ooit.
Ik ben alles weer vergeten. De noten, de stand van mijn vingers op de blokfluit en de verhalen over Frankrijk. Maar haar niet. Haar nooit. Ze was geweldig.

EGOÏST

ego

Ik heb het helemaal gehad met je. Egoïst. Klootzak! Je weet gewoon niet van ophouden. Je bent nu al uren bezig met je luidruchtige monoloog, alsof de hele wereld op je verhaal zit te wachten.
Je stemgeluid maakt me krankzinnig.
We spreken ook nog eens een andere taal, waardoor ik niet begrijp waarom je zo tekeer gaat en dat maakt me nog razender! Stop nu eens. Alsjeblieft.
Luister, ik heb ook weleens momenten waarin ik even lekker wil schreeuwen. Een paar minuten mezelf volledig laat gaan. Dat heeft iedereen. Dat is menselijk.
Maar ach. Verdomme, dat was ik even vergeten. Je hebt geen greintje menselijkheid in je. Je bent van een ander soort. Een glibberig soort. Opgeblazen patjepeeër! Nu zit ik ook nog eens op Google te zoeken wat je mankeert. En weet je wat ik vind? Sex! Jij wilt sex! Alsof er ook maar een vrouwtje geïnteresseerd is in jou, ha! Beheers jezelf eens gladjakker, dit duurt nu al de hele nacht.
Je drijft me zelfs zover tot waanzin dat ik een aanslag op je aan het beramen ben. Een bommetje wil veroorzaken. Een zwaar voorwerp wil gooien uit mijn slaapkamerraam, recht in de sloot van mijn achtertuin. Nét naast je glibberige, vatsige bil. Slijmbal. Wat zal jij schrikken zeg. En god, wat zou ik daarvan genieten. Vooral van het korte moment van intense stilte dat zal volgen. Domme kikker. Houd je kwek.

4.48 uur ‘s nachts.

CLIFFHANGER

wachtkamer-design-philip-luschen_waiting-room-survival-2

In de wachtkamer van de huisarts tref ik een vriend van me. Hij zit daar voor zijn arm. Ik zit daar voor een nacontrole van mijn overactieve bijholtes. Terwijl we onze kwaaltjes uitwisselen ontwaar ik een paar rode wijnvlekken op zijn shirt en maak ik hem jolig uit voor zwerver. “Zeker net de kroeg uit komen rollen?” We lachen. Plots klinkt er een stem.
“Ik vind het mooi. Die vlekken. Ja echt. Ik bedoel, héél mooi”
Verbaasd kijk ik op.
In de hoek van de wachtkamer zit een vrouw. Ik schat haar een jaar of 45. Haar aubergine gekleurde lokken staan verwilderd alle kanten op en haar wangen kleuren rood. Ze wendt haar blik beschaamd af naar buiten wanneer mijn vriend naar binnen wordt geroepen door de arts.
De korte stilte die volgt wordt onverwacht verbroken door een keiharde schaterlach van haar. Ik schrik ervan.
“Ja sorry”, giert ze, “ik ben gewoon in de war”
Ik glimlach haar geruststellend toe. “Oh, maar dat geeft niet hoor. Elke lach is welkom in de wachtkamer van een huisarts. We zitten hier tenslotte niet voor de lol”
“Nee. Neeeeeee!!!” schreeuwt ze weer. Veel te hard. Haar onbeheerste lach schakelt naadloos over in een hysterische huilbui. “Wat ben jij lief. Nu moet ik janken. Daarom ben ik ook hier. Ik weet het allemaal niet meer. Niet dat ik eruit wil stappen hè. Maar ik denk daar wel over. Snap je dat? Begrijp je dat?” gilt ze, terwijl haar ogen zich wanhopig in de mijne boren. Ik hap even naar adem terwijl ik de hevige emoties en het gezegde een plekje wil geven. Mijn brein zoekt tegelijkertijd naarstig naar woorden.
“Ik eh.. ik. Nou…” stamel ik.
De assistente verschijnt.
“Mevrouw, loopt u maar even mee” zegt ze kordaat en trekt haar rustig mee aan haar arm.
“Bedááánkt, bedááánkt!” schreeuwt de vrouw me nog verhit toe, over haar schouder. Totdat de deur zich sluit, achter hen beiden.

Stilte. Mensen hebben het weleens over een oorverdovende stilte. Dit was er zo eentje. Het was dan wel stil in de kamer maar haar woorden galmden nog na. Haar wanhoop was nog voelbaar en haar ogen stonden nog op mijn netvlies. Niets was even stil. Niets is ook wat ik ermee kan doen. Enkel hopen dat de mevrouw met de aubergine haren het licht weer gaat zien. Haar verhaal blijft nog even aan me hangen. Het verhaal van een onbekende, met een aangrijpende cliffhanger, waarvan ik het vervolg hoogstwaarschijnlijk nooit zal horen.

GROEP 3

schoolklas-type-kind_1200_799_84_c1

Een briefje vliegt over mijn hoofd en landt op het tafeltje van Tijn in de klas. Ik zit daar samen met hem te kletsen voordat de schoolbel gaat. “Wat is dit nou weer mama?”, vraagt mijn ventje grijnzend. We vouwen het briefje open en er staat: ‘Tijn isz vlieft op Iris’. In rode stift, zonder spaties.
Lisa achter ons buldert van het lachen. Het is duidelijk dat dit schattige feeksje het briefje heeft geschreven. Tijn lacht ook. Gelukkig. “Ik ben niet velieft op Iris!” zegt hij. Iris hoort haar naam en kijkt om. “Dat heeft Lisa geschreven hoor, ik ben niet velieft”, roept hij nogmaals. Hij wappert met het briefje in zijn hand. Iris kijkt hem niet begrijpend aan.
Lucas -voor ons- wil ook wat kwijt. Hij vertelt dat Iris altijd kusjes geeft aan Tijn, bij het spelen op het plein en tijdens gym.

“Wat vind jij daarvan Tijn?” vraag ik.
“Ik vind dat niet erg. Wat vind je van mijn toversteen Lisa?” Lisa is de liefdessoap plots vergeten en vraagt of Tijn ijs kan toveren. Tijn laat het souvenir uit Egypte schitteren in de zon. Het is een groene steen met een plastic schorpioen erin. Lucas juicht. Er zijn tenslotte belangrijkere zaken dan verliefdheid. Veel belangrijkere zaken. Zoals een cornetto om half negen ‘s morgens.

MUZIEK IS EMOTIE

vrolijke-muursticker-muzieknoten-5736

“Buurman Piet, mag ik wat vragen? Een beetje brutaal?”
Mijn bejaarde buurman knikt instemmend. Orgelmuziek van zijn hand klinkt iets te hard door zijn zelfgemaakte boxen (“Niet zachter zetten, de boxen moeten trillen”).
Het geluid overstemt de bonkende, bijna ritmische klanken van de zuurstoftank in de hal. Zojuist stapte ik over slangetjes heen die vanuit zijn neus door de kamer slingeren naar deze tank. Hij wilde dat ik zijn cd ging beluisteren. “Dat hoesje. Die knop. Ja zo”.
-”Waar geniet je nou van, zo elke dag? Ik bedoel… je longen, nou ja. Die doen het bijna niet meer. Je handen doen pijn. En je hebt enge blauwe plekken waar je trouwens naar moet laten kijken. Dat terzijde. Geniet je nog?”
-”Ja. Van muziek. Pomtiedom. Hoor je het? Henny (zijn overleden vrouw) moest mij altijd aantikken. Op mijn schouder. Want dan kwam ik er niet uit. Uit die muziek. Begrijp je dat? Muziek is emotie”
-”Ja” zeg ik.
We zwijgen en luisteren. Wel een half uur lang. Stiekem kijk ik naar hem. Af en toe. Ik zie de beroering. En de schittering in zijn ogen wanneer er ongetwijfeld een herinnering voorbij vliegt. Want plots zie ik hem glimlachen of neuriën.

Dat pakken ze hem niet meer af. Muziek is in staat om filmpjes uit het verleden naar boven te halen en deze af te spelen in je hoofd. Soms deelt hij een vlaag van zijn filmpje tussen het luisteren door. Ik neem een nipje van de wijn. Chardonnay uit een kartonnen doos. Ik mocht het zelf inschenken. Witte uit de blauwe doos voor mij en rode uit de paarse doos voor hem. De paarse doos stond ook in de koelkast, maar daar zei ik niks van. Ook de goudse kaas die we delen sneed ik eerder in blokjes.
Muziek is emotie. Na vanavond ben ik ervan overtuigd. Als ik dat al niet was.

ALLERZIELEN

de-mobiele-telefoon-van-het-overseinen-van-de-tekst-4962699

Je naam kwam vandaag voorbij in mijn telefoon. Een zwijgzame herinnering aan je bestaan. Het was me niet eerder opgevallen dat je er nog in stond, zo zwart op wit. Wat als ik het groene hoorntje in zou drukken en jij zou zomaar antwoord geven? “Hoi, hoe is het, kun je daarboven eigenlijk ook zeilen, voorbij die hemelpoort?“
“Nee máár! Kijk aan! Sammie! Hoe gaat het!?”, zou je antwoorden. Precies zo, op die manier. Zo zei jij dingen. Inclusief de bijnaam, die je voor mij bedacht vanwege mijn initialen.

Ik ga je naam niet wissen. Ik laat hem lekker staan en draag hem bij me, in mijn hand en in mijn tas, is dat goed?
Het is vandaag ‘Allerzielen’, las ik ergens. Mensen herdenken hun dierbaren. Ik durf te wedden dat het opflitsen van jouw naam op deze dag een groet is van boven. Groetjes terug! En flits weer eens langs, wanneer je maar wilt.

MAANSTENEN

MAAN

Hij houdt een zwart steentje in zijn hand. “Dit is een maansteen”, zegt hij.
-”Oeh, dat klinkt bijzonder, hoe komen die hier?”
-”Die vallen ‘s nachts uit de lucht. Vanaf de maan natuurlijk”

-”Logisch. Maar als ik nu ‘s nachts naar buiten loop, krijg ik er dus eentje op mijn hoofd?”
“Neeehee, ze vallen alleen in de stadsspeeltuin, die is dicht ‘s nachts. Er liggen er daar heel veel”
-”Wauw. En hoe komen ze hier dan?”
Hij ziet een grotere zwarte steen, pakt hem op en twijfelt geen seconde over het antwoord.
-”Via de wind. Kijk, deze grote heeft veel wind nodig gehad om hier te komen, dat zie je omdat hij hier een beetje wit is.”
-”Helemaal vanaf de stadsspeeltuin in Hoorn naar Enkhuizen?”
-”Ja”
-”Dat is een lange reis”
-”Valt mee, vanaf de maan was het verder.”

De wind wappert door zijn witte haren, terwijl hij verder vertelt over de maanstenen en hoe ze hier komen. Ik geniet. Van de week gaan we maar eens naar de stadsspeeltuin. Deze magische plek moet herontdekt worden. Met windkracht 10, bij voorkeur.

WOORDEN

edr51-gelovendenkendoen (1)

Het gezin naast me op het strandje is luidruchtig aanwezig. Of liever gezegd zíj is luidruchtig aanwezig. Met een onvervalst Amsterdams accent vertelt ze over het overspel van Jan en hoe hij het nu allemaal wel kan schudden bij haar vriendin Melissa. ‘Melis’ had haar zelf verteld dat die kelerelijer nu op kon zouten. Op kon tieffussen naar die trut van hem. “En geef haar eens ongelijk!”, snerpt haar stem boven het vredige kabbelen van het water uit. Terwijl ze grijpt naar een fles wijn springen haar blondroze haren los uit een gouden haarklem. “Oh kut. Effe me haar doen!” Me. Sommige mensen schrijven dit bezittelijk voornaamwoord niet alleen op deze manier, maar spreken deze ook nog zo uit. Geinig.

Ik hoef mijn oren niet te spitsen om elk detail te verstaan, ze heeft de volumeknop op haar stembanden vol aangezet. Haar man knikt instemmend bij alles wat ze zegt terwijl hij nonchalant een blikje bier drinkt, afwezig, starend naar het water. Puberzoon verveelt zich. Zuchtend kijkt hij op zijn telefoon. “Zullen we gaan?” oppert hij.
Daar is madam niet van gediend.
“Zeg ik ben jouw gezeik helemaal zat! Klaar met je verveelde hasses. We zitten hier gesellúg op het kleedje en meteen wil je er weer vandoor. Zeker weer naar die kutcomputer van je! Weet je wat? Dan rotten we wel op!”

Als door een wesp gestoken springt ze op om alle spullen bij elkaar te rapen. Nijdig. De rozeblonde lokken schieten weer los. Het levert wederom een pislinke “kut!” op dat ontsnapt aan haar felroze gestifte lippen. Ik hoef niet te raden wat haar lievelingskleur is.
“Maar Mama?”, prevelt de puber
“Nee niks, we gaan! Henk! Henk, hallo?”

Manlief wordt uit zijn dagdroom gehaald. Kennelijk is hij zo gewend geraakt aan het snerpende stemgeluid van zijn vrouw, dat de hele commotie hem ontgaat.
Verward kijkt hij om zich heen en ziet dat zijn nachtegaaltje nagenoeg alles al heeft ingepakt. “Hè wat? Oh we gaan!”
Terwijl de laatste spullen haastig bijeengeraapt worden schreeuwt ze dat hij de barbecue ook wel kan vergeten. “Toch Henk?”
“Eh. Ja. Hè wat? Geen barbecue?”

Ze lopen van me weg. Haar schrille stemgeluid is nog lang hoorbaar, ik filter er slechts een paar woorden uit naarmate de afstand groter wordt. “Kutcomputer” en “klotejoch”, vang ik nog net op.

Puberzoon strompelt langzaam achter haar aan. Zijn schouders hangen naar beneden. Terwijl het geluid van het kabbelende water de plots oorverdovende stilte overstemt mijmer ik verdrietig over dat ‘klotejoch’ en wat er van hem terecht gaat komen. Gedachten die worden onderbroken door het bliepen van mijn telefoon. Het is Tijn op de Whatsapp. Hij stuurt me 50 random emoticons door elkaar vanaf de camping waar hij met zijn vader zit. Symbooltjes sturen is zijn idee van whatsappen. Sneller dan het licht stuur ik een hartje terug en bedenk me dat we wel kunnen gaat barbecuen wanneer hij terug is. Een moeilijk woord ‘Barbecuen’. Dat kan hij nog niet lezen. Daarom stuur ik nog maar een paar hartjes én een zonnetje.

Woorden komen wel. Woorden zijn niet altijd nodig. Woorden kunnen prachtig zijn maar ook veel meer kapot maken dan je lief is. Ik hoop hardgrondig dat mevrouw rozeblond zich dat op een dag gaat realiseren en per mail een hartje stuurt naar de ‘kutcomputer’ van haar ‘klotejoch’. Verdorie.

VERKERING

CHEY
Met z’n tweeën kwamen ze vanmiddag het IJsselmeer uit rennen, Tijn en zijn vriendinnetje Chayenne. ‘We hebben groot nieuws!’, gilde zij. ‘Jaaaaaaa mama écht hè!’, vulde Tijn aan.
‘Zooo vertel! Wat voor nieuws?’
‘We hebben verkering!’, klonk het trots in koor.
‘Wow echt? Tof hoor. Je wou toch nooit verkering Tijn?”
Hij schudde meewarig zijn hoofd, alsof ik iets heel doms vroeg. “Mama, let op. Nu Presley niet meer verliefd is op míj, maar op Matz, kan het! Nu hoef ik niet meer te kiezen. Dat zei Chayenne net”.
Eigenlijk wilde ik keihard lachen om deze onthulling, maar kleine casanova’s beledig je niet.

“Ah, ok. Nou gefeliciteerd dan maar, wat is dat eigenlijk, verkering?” Tijn haalde zijn schouders op, in zijn ogen was dit duidelijk het onbelangrijke gedeelte. Mijn kersverse schoondochter wist het gelukkig wel: “Dat is iets wat je op het schoolplein kunt zeggen tegen iedereen”

 

TIJD

hoebehapje-1205_7

Op een zondag naar Ikea. Dan vraag je erom. Rijen dik vanaf de kassa tot aan de opgestapelde spaanplaten van whåtever.
Gezucht. Jengelende kinderen. Chagrijnige bezoekers met enkel een kaasschaaf in handen, terwijl ze de odeur van zojuist vermaalde Zweedse ballen uitstoten. Riekend uit hun mondholte bij elke vloek. Hè gezellig.

Ik was er ook zo één, met een kleine aankoop. Zonder de Zweedse delicatessen in mijn maag dan. Ik zocht wat anders, maar zo gaat dat als je je doel niet hebt gevonden in Ikea. Ongemerkt blijk je toch van alles nodig te hebben. Terwijl Afra en Frank voor me in de rij kibbelen over de keuze om rustig te wachten in deze massa of hun kingsize wijnglazen kapot te smijten tegen een bak afwasborstels, klinkt er een stem achter me. “Het is al Kerstmis daar, zie je dat?” Een vriendelijk gezicht van een meneer op leeftijd lacht me toe. Zijn vinger wijst naar een kersttafereeltje verderop. Lampjes en kerstballen blinken ons tegemoet in het licht van kille tl-lampen. Zijn ogen glinsteren en zijn bleke vingers klemmen zich stevig vast om een doos gouden kerstballen. “U lijkt daar vrolijk van te worden, houdt u van Kerstmis?”, vraag ik. Zijn glimlach verbreedt zich tot een innemende smile van oor tot oor. “Dit jaar wel, dan zie ik mijn kleinkinderen. Ik heb ze nog nooit ontmoet”

Wat volgt is een boeiende conversatie over zijn dochter die in Australië woont, inclusief het bewonderen van schattige kindersnoetjes in zijn portefeuille. We schuifelen langzaam richting kassa. In een ooghoek zie ik dat Frank zijn geduld verliest en hoor ik door de intercom dat Anna opgehaald wil worden uit Smålland. Het zijn achtergrondgeluiden geworden. Tijdelijke taferelen die er niet toe doen. Als ik na het afrekenen afscheid neem van Alfred wens ik hem alvast veel plezier. “Geniet. Ook van de voorpret. Hang gewoon die gouden kerstballen al op, oké?”
“Ja dat doe ik, het was gezellig, volgende keer bij jou!” roept hij me na. Ik grinnik om zijn gevatte grapje en check de tijd op mijn mobiel.

Een uur vroeger dan ik dacht. Wintertijd, en toch vliegt het voorbij. Afra vangt nog net op tijd haar glazen kelken op die bijna kapot knallen tegen de plots weigerende draaideur, haar wangen rood van irritatie. Ik geniet nog even na en neem er, gewoon, lekker even de tijd voor.

BOEFJE

STAT

Bij station Sloterdijk valt een man bijna letterlijk de coupé in. Op onvaste voeten, gestoken in versleten allstars wankelt hij recht op mij af. Ondanks de zee aan ruimte neemt hij plaats tegenover me. Zijn rooddoorlopen ogen kijken mij indringend aan. “Boefje”, zegt hij.

“Pardon?”
“Boefje”, herhaalt hij. Halverwege het uitspreken van dit woord zakt hij in een diepe slaap. Twee conductrices stappen enkele minuten later de coupé in. Onderzoekend glijden hun ogen over zijn uitgetelde lichaam. “Hallo. We zagen hem al, hoort hij bij jou?”
“Nou dat dacht ik niet”
Ze knikken instemmend. Duidelijk. Dit dronken varkentje gaan ze wel even wassen.
“Meneer. Hallo. Vervoersbewijzen” zegt de één.
“Dit werkt niet Carla. Laat mij maar”
Ze haalt diep adem en buldert dat hij wakker moet worden. Haar volume is zo indrukwekkend dat ze, wat mij betreft, direct aangenomen mag worden bij de viskraam op de markt. Stilte.
De man is op een andere planeet. Dit gaat hem niet worden .
Met veel interesse volg ik het tafereel.
Carla besluit tot een nieuwe maatregel. Ze begint voorzichtig met een licht tikje op zijn schouder, maar al snel schudt ze de man met twee handen door elkaar. Collega viswijf valt haar bij met de nodige krachttermen.
Het werkt. Hij wordt wakker.

“Laat me met rust!”
“Uw kaartjuhhhh!” buldert ze weer. Dit doet ze vaker. Ze heeft de skills van een sergeant in een militair strafkamp.
Meneer blijkt geen kaartje te hebben. Terwijl Carla hem de trein uit begeleidt bij station Purmerend buldert ze hem onnodig nog even na dat hij moet opsodemieteren.
Door het raampje heen zie ik hem ineenvallen op het perron.

“Eh. Mevrouw. Het is natuurlijk niet tof van dat kaartje. Maar hoe komt hij nu thuis?”
“Dat interesseert me geen reet. Na zoveel jaar werken in de trein heb je geen medelijden meer met zulke gasten. Geloof me. Had hij nog wat tegen je gezegd?”
“Eh, nou. Niet echt. Boefje. Haha!”
“Dat bedoel ik. Heel intimiderend voor een vrouw alleen in de trein. Kom Carla we gaan verder”

Terwijl we verder glijden over het spoor bel ik na enige twijfel de politie en vertel ze over een man die op de ijskoude tegels van perron Purmerend ligt te slapen. Ze beloven me even te kijken. Als ik uitstap in Hoorn zwaai ik nog even naar Carla en viswijf. Ze zwaaien hartelijk terug. Gezellig.

ROTBUI

BUI

Lunchpauze.

Ik stap stevig door wanneer een hagelbui mij overvalt tijdens een wandelingetje in het park. Venijnige ijsbolletjes slaan genadeloos tegen mijn wangen. ‘Verdomme!’ Hardop vervloek ik buienradar.
Natuurlijk heb ik juist vandaag mijn jas zonder capuchon aangetrokken. “Verdommûhhh!” roep ik weer. Vloeken voelt eigenlijk best lekker, zo, tegen het niets.

“Dat staat je niet!”
Hij laat me schrikken. De man die schuilt tussen de struiken. Ik waande me alleen. Verdomme. Eikel.
De eikel glimlacht naar me, vaderlijk. Hij heeft een hond. Eigenlijk best wel een lieve hond.
‘Hallo’ zeg ik daarom maar. Zo vriendelijk mogelijk.
‘Dat is beter’
‘Fijn. Ik ren weer verder. Succes!’

‘Als je lacht breekt de zon door hoor! Zul je zien’, roept hij me na.
Hou toch op man. Zo werken die dingen niet. Toch werp ik hem nog even een vluchtige glimlach over mijn schouder toe. Hij kan er ook niks aan doen, tenslotte.

Terwijl ik zeiknat het einde van het weggetje bereik breekt hij door. De zon. Zomaar.
Ik kijk achterom of ik hem nog zie. Die vriendelijke man. Hij is verdwenen. Mijn rotbui ook. Voor niks gaat de zon op.

AFSCHEID

afscheid

 ”Het is tijd. Ik ga nu even”

Het sinterklaasfeest bij mijn ouders onderbreek ik voor iets dat niet een andere keer kan. Nooit meer. Het is nu.

Het is nu dat ik de vertrouwde woning, naast mijn eigen huis bezoek. Voor het laatst. Maar wel voor het eerst door de voordeur. Geen rare sprong meer over het hekje dat onze achtertuinen scheidt. Dat zou raar zijn. Door zijn voorraam zie ik mensen staan die ik niet ken. Het voelt onwennig. Ik zag hem altijd alleen, zonder andere mensen erbij. Ze weten vast niet wie ik ben. Onzeker bel ik aan. Een puber opent achteloos de deur met een ‘hee’. Ik glimlach en volg hem geluidloos naar de woonkamer. Daar ligt hij. Piet. In een kist, met zijn foto erop. Dit was het dan. Ik loop naar hem toe en geef hem in gedachten een laatste groet.
Iemand tikt op mijn schouder. “Hallo, ik ben zijn zoon. Wie ben jij?”
“Ik eh.. Ik ben Sandra. De buurvrouw” stamel ik. Verdorie, waarom voel ik me nu zo opgelaten? Zijn zoon pakt mijn hand en schenkt me een warme lach.
“Liesbeth! Liesbeth, kom eens. Ze is er!”
Liesbeth is een naam die ik herken van de rouwkaart. Piet’s dochter, als ik me niet vergis. Een kordate vrouw met kort zwart haar stapt op me af. Ik steek mijn hand uit maar Liesbeth heeft iets anders in gedachten. Stevig pakt ze me beet en omhelst me. “Jij bent het dus. Sandra van hiernaast. Wat goed dat je er bent”
Zijn zoon valt haar bij. “Hij had het over je. Heel vaak. Dat hij niet alleen was. Dat we ons geen zorgen moesten maken. Want jij kwam toch op visite? Er moest altijd thee, wijn en kaas zijn voor als je misschien, toevallig, langs zou komen. Wat leuk om er nu een beeld bij te hebben”
Mijn ogen vulden zich met tranen. Wat een warmte. Wat een liefde. Wat mooi… postuum, zo duidelijk, die waardering van Piet.
We spraken nog even over de markante man die naast ons lag. Liefdevol. Lachend. Ik schaamde me niet voor de traan die over mijn wang gleed. Het was goed zo. Veel later dan gepland arriveerde ik weer op het sinterklaasfeest. Tijn sprong me tegemoet. “Mama ik heb Lego Starwars gekregen! Dit is een topdag!”
“Dat is tof lieverd”
Een legodoos of een klein gebaar kan de dag zomaar mooi maken. Of je het nu ontvangt of geeft. Iets om dankbaar voor te zijn.

OP HET LEVEN

images

Misschien had hij een tic? Terwijl we een luchtig gesprek hadden over onze kinderen schoten zijn armen soms willekeurig een kant op. Water inschenken leek hem enige moeite te kosten. Ik negeerde het maar.

We zaten in een restaurant. Onze jarenlange digitale vriendschap besloten we te vieren met een etentje. De gesprekken die we online voerden gingen moeiteloos over in een gesprek face to face. We spraken over de liefde, over het geluk dat hij hervonden had bij zijn nieuwe vriendin en over het leven an sich. Hoe alles zo snel gaat. Voorbij raast. Hoe de jaren wel lijken te vliegen. Plots viel hij stil. Zijn ogen dwaalden af naar het raam en staarden met een serieuze blik naar buiten.
“Wat is er? Is alles oké?” vroeg ik.
“Ja. Het is… Ik moet je iets vertellen. Ik heb Huntington. Daarom beweeg ik een beetje raar. Heb je dat gezien?”
“Ja”

We deelden een stilte. Ik kneep hem bemoedigend in zijn hand. Huntington, vroeg ik me hardop af. Wat is dat ook alweer precies? Hij wist het me haarfijn uit te leggen. Over hoe de eerste symptomen twee jaar geleden bij hem zijn begonnen. In zijn 41ste levensjaar, geheel volgens het boekje. Hij wist dat het kwam. Dat wist hij al als klein jongetje. Hij wist dat zijn leven rond zijn veertigste een onwelkome wending zou nemen die onomkeerbaar zou zijn. Met die wetenschap heeft hij altijd geleefd. Terwijl wij zorgeloos door leven en niet weten wanneer ons laatste uur zal slaan, weet hij het al die tijd al. Hij heeft nog een jaar of tien, zo ongeveer, daarna zal hij een kasplantje zijn. Hij bracht het nuchter. Hij weet ook dat hij dat niet gaat worden; een kasplantje. Hij heeft het gezien bij zijn moeder en tante. Hij heeft gezien hoe alle levenskracht langzaam hun brein en spieren verliet. Hoe ze staarden in het niets, de laatste tien jaar van hun leven. Een lege huls op een stoel, of bed.

Hij gaat ervoor zorgen dat hem dat niet gaat gebeuren. Terwijl ik me ongerust afvroeg of de euthanasiewet tegen die tijd wel aan zijn kant zal staan, lachte hij alweer. Laten we proosten, op het leven, zei hij. Met waterige oogjes prooste ik mee. Op het leven dan maar. Op het leven van deze mooie man, met zijn twee prachtige kleine kinderen, die gelukkig geen Huntington hebben. Op mijn leven, open en onvoorspelbaar. Op het leven in het algemeen. Op kerst. Op vriendschap. Op oud en nieuw en op de spuuglelijke kerstsokken van de man naast ons. Cheers!

Eenmaal buiten, op weg naar onze auto’s, liepen we langs een groepje jongeren. “Hee, moet je die man zien, hij is straalbezopen. Hij beweegt super raar!” lachten ze. Wij lachten ook. Want we wisten wel beter en gunden ze onwetendheid.
Hij maakte nog even een belachelijk sprongetje om ze nog harder te laten lachen. Op het leven, zei hij maar weer. Op het leven, lachte ik.

NIET INPAKKEN EN WEGWEZEN

tijn

Je kunt dan wel 8 zijn, maar als je in de wachtkamer zit bij de kindertandarts voor het vullen van je eerste gaatje, dan kruip je bij voorkeur gewoon bij mama op schoot. Veilig. Ik sla mijn armen om hem heen en vertel hem voor de zoveelste keer wat er gaat gebeuren. Dat vindt hij fijn, weten wat er gaat gebeuren. “Tijn, jij bent aan de beurt!” roept plots een vrouwelijke tandarts. Tijn slikt. Ik mag niet mee, dat weet hij. Alleen ouders met een kind van onder de 4 jaar mogen dat. Nog een kus.

Door de half geblindeerde ramen volg ik de onderkant van zijn benen en schoenen die schoorvoetend achter de tandarts aanlopen, tot ze uit het zicht zijn.
Toen hij jonger was hebben we best veel meegemaakt met hem. Hij had pech en lag meerdere keren in het ziekenhuis van een raar virus tot roodvonk, buisjes in zijn oren en weer naar pseudokroep. Alle medicijnen, narcoses, spuitjes, slangetjes en koorts hebben me niet harder gemaakt. Zelfs bij het vullen van dit gaatje, voel ik mijn hart een piepklein beetje breken. 25 minuten later zie ik de bekende onderbenen en schoenen weer naderen door het glas, dit keer in een drafje.

De deuren zwiepen open. Daar staat hij, mijn bink. Hij straalt. Trots. Zijn blonde haartjes door de war. “Alles ging goed, hij was heel stoer” zegt de tandarts. Tijn knikt. In de auto vertelt hij dat hij een klein beetje pijn voelde in het begin.

We rijden naar de speelgoedwinkel waar ik een buitenproportioneel cadeau aanschaf. “Moet ik het inpakken?”, vraagt de verkoopster. “Nee het is voor mij. Omdat ik stoer ben”, zegt hij. De smile van oor tot oor op zijn gezicht is mijn cadeau. We waren beiden super stoer, tenslotte. Niet inpakken en wegwezen.

DE MAN MET DE HARK

mens-die-zijn-tuin-harken-50465618

Ik loop met Tijn op straat, zoekend naar mieren voor zijn mierenhuis, zonder succes. We passeren een voortuin waarin een man aan het zingen is. Zijn kale hoofd glimt in de zon, maar toch zie ik een paar verdwaalde grijze haren in de wind wapperen. Ik schat hem een jaar of 70. Uitbundig klinkt het: “To all te girls I’ve loved before” Tijdens het zingen zwaait hij vrolijk met een harkje in zijn hand. Hij waant zich alleen…. “I’m glad they came along, I dedicate this song… To all the girls I’ve loved before!” Het klinkt loeihard en rete vals. Ik schiet in de lach. Hij ziet me en kijkt betrapt. “Hoeveel waren het er?” vraag ik impulsief. Ik schrik er zelf van, inwendig begin ik te vloeken om deze bijdehante vraag. Sjesus San.

“Hoeveel van wat?”, vraagt hij. “The girls you’ve loved, sorry” zeg ik, terwijl ik verontschuldigend glimlach. Hij kijkt bedenkelijk, alsof hij twijfelt of hij de waarheid zal zeggen of een grapje zal gaan maken. Hij kiest voor het eerste. “Eentje maar hoor, de mooiste en liefste van allemaal, maar ze is er al een jaar niet meer”. Zijn blik dwaalt mijmerend in de verte terwijl hij het zegt, naar een plek die alleen hij kent.
“Dat klinkt mooi, verdrietig dat ze er niet meer is. Misschien hoort ze je”. Hij knikt en harkt verder. Ik vervolg mijn weg.

“Wie weet!”, roept hij me na. Ik zwaai nog even. Het was gewoon maar een man met een hark en een dialoog van een paar seconden. Maar toch ben ik een beetje ontroerd door deze openhartige, intieme onthulling van een vreemde. Zonnebrillen zijn fijne exemplaren op zo’n moment. Volgende keer ga ik hem begroeten, de man met de hark van even verderop. Ik hoop van ganser harte dat hij zo weer verder zingt. Loeihard en onbezorgd.

HAAST

media_xll_1674641

Haast.
We hebben geen haast. Het is mooi weer tenslotte.
Hij zit achterop mijn fiets. “Jij bent het liefste jongetje van de wereld”…, zing ik zachtjes.
- “Mama dat zeg je nou altijd al!”
-”Oh moet ik daar maar even mee stoppen?”
-”Ja, daar ben ik al een beetje te groot voor gegroeid!”
-”Oké.. moet ik ook wat minder knuffelen?”
-”Nee dat mag wel.”
Mijn hand zoekt de zijne achter mijn rug. Hij grijpt hem vast. Ik zing maar over de tienduizend luchtballonnen van K3. Hij grinnikt.
Ik heb geen haast. Hij wel. De tijd vliegt. Te snel.

« Older Entries