Author Archives: Sandra

TANTE NETTY

visdrop

Tante Netty

Ze heette Tante Netty. Zo stelde zij zich voor. Ze was mijn tante niet, maar dat maakte mij niet uit. Want ze had snoep. Haar opvallende verschijning was excentriek en mysterieus. Tussen alle saaie mensen uit mijn straat was zij een verademing. Haar mollige lijf werd omhuld door flamboyante jurken met een vrolijk schreeuwende bloemenprint. Vaak in de kleuren rood, oranje en blauw. En dan dat kapsel van haar! Haar spierwitte haren lagen als een massieve, ondoorkambare bol op haar hoofd geboetseerd. Heel bijzonder, alsof ze koningin Beatrix was. Statig, vond ik.

Zoals elke dag liepen we met de buurtkinderen naar het enige verwaarloosde huisje in onze straat. Vertrouwd kropen wij ons een weg door het hoogbegroeide onkruid van haar voortuin richting voordeur. Kinderhandjes klepperden luidruchtig aan haar brievenbus en onze stemmen zongen geoefend -in koor- het bekende zinnetje: “Tante Nettyyyyy mag ik een snoepieeeee?” Ze was altijd thuis. Na wat gestommel opende ze met een frivole zwaai haar deur. Steevast met een stralende lach. ‘Halloooo lieverds, natuurlijk heb ik snoep!’ Ze had altijd dezelfde snoepjes. Visdropjes. Mijn favoriet. Voordat ik kennis maakte met Tante Netty had ik deze nog nooit in mijn mond gehad. Visdropjes zijn de enige dropjes die zoet en zout tegelijk zijn, alsof de makers ervan niet konden kiezen. Wanneer Tante Netty haar deur opende keken wij uit over stapels ondefinieerbare spullen in haar hal. Op de één of andere manier vond ik dat gezellig. Alsof de deur van een stoffig, interessant museum zich opende. Tussen al die spullen door krioelden ook nog eens de leukste katten. Wanneer Tante Netty op zoek was naar de pot drop sprongen de beesten nieuwsgierig om haar heen. ‘Mokka, ga opzij joh en jij ook Harlekijn!’ riep ze vermanend. Haar katten hadden de meest bizarre namen. Ach, alles was daar leuk. Tante Netty was de volwassen Pippi Langkous van de buurt.

Als ik een rommelmarkt hield op een kleedje in de straat en de verkoop viel wat tegen, dan hoefde ik enkel aan te bellen bij mijn Tante Netty om het even te melden. Even later kwam ze aan lopen met haar iconische rode tas, waaruit zij haar knalblauwe portemonnee tevoorschijn haalde. Ze kocht troep van me, dat zelfs in de vuilnisbak nog werd uitgescholden door overjarige ham. Zo was ze. Alsof ze diamantjes had gekocht liep ze er vrolijk weer mee naar huis. Er was vast nog ergens ruimte op de imposante berg spullen in haar huis.

Zo ging het jaren verder. Toen volwassenheid in mij sloop ving ik weleens wat dingen op van diverse buurtbewoners. Dingen waarvoor mijn oren eerder niet open stonden. Tante Netty was een ‘Kattenvrouwtje’, een immens verwaarloosde vrouw. Een eenzame vrouw bovendien, die het allemaal niet helemaal op een rijtje had daar in die bovenkamer. En dan dat vieze, vette haar boven op haar hoofd… het zat vast vol met luizen. De gemeente moest maar eens gebeld worden om daar een verontreinigingsteam heen te sturen. De vlooien sprongen er tegen het plafond! Bovendien kon je geen stap verzetten in dat huis zonder in de kattenstront te staan. Buurvrouw Nelleke had het geprobeerd. Het was een schande! Ze was degene die de keurige uitstraling van onze buurt bezoedelde, zo werd er gefluisterd.

Kinderstemmen vervaagden daar, in haar tuin, bij haar voordeur. We werden allemaal volwassen. Nieuwe, jonge, kinderen werd de weg niet meer gewezen naar haar huis, vol snoep en vrolijkheid. Het huis transformeerde in een soort spookhuis. Ik liep er nog weleens langs en soms probeerde ik stiekem schichtig naar binnen te kijken, door nieuwsgierigheid gedreven. Maar haar donkere gordijnen belemmerden mij het zicht.

Eerlijk gezegd moet ik schaamtevol bekennen dat ik niet weet wat er verder gebeurd is met ‘mijn’ Tante Netty. Schoolfeestjes, make-up, Madonna en (destijds) zeer veel andere belangrijke zaken namen mijn tijd in beslag. Gezien haar leeftijd bevindt ze zich momenteel niet meer op aarde. Maar voor mij is ze nog springlevend wanneer ik een overheerlijk visdropje in mijn mond laat glijden. Vorige week zat er eentje verstopt in een snoepzakje van Tijn. Onmiddellijk dacht ik aan die fantastische vrouw uit mijn verleden, met de prachtige jurken en de elegante haardos. Aan haar authentieke, oprechte en warme persoonlijkheid. Dit is wie zij was voor mij en hoe ze zal voortleven in mijn hoofd. Wat de rest ervan maakte is niet belangrijk. Dankjewel Tante Netty, voor alles. Heb je genoeg visdropjes daarboven om uit te delen?

FacebookTwitterGoogle+WhatsAppPinterestPrintEmailLinkedInDelen

TINDERLETSEL

tinder

Een vleesmarkt? Zeker. De eerste keer dat ik mij had aangemeld op Tinder kwam er een partij billen voorbij. Billen die elke ruimte van de vierkante foto wilden benutten. Ik kon zijn kontharen zien. Ja, ik kon ze zelfs tellen. Het waren er zes. Twee korte en vier hele lange. De rillingen schoten door mijn lijf. En niet van opwinding.

Zijn naam ben ik vergeten. Ik geef toe dat ik enkele minuten geïntrigeerd naar het schermpje op mijn telefoon heb gestaard alvorens ik hem onverbiddelijk het rode kruis gaf. Het is onvoorstelbaar hoeveel rotzooi zich heeft verzameld in deze app. Ik kan je vertellen dat er veel gestoorde mannen bestaan. Mannen die raar en verontrustend denken. Mannen die bedenken dat ze hun sixpack moeten laten zien, of hun sportauto, hun huis, hun boot of nog erger: hun kinderen. Wie zet er nou een foto van zijn kinderen op een dating-app? Verwachten ze dat ik een rode schilferige rotkop kan negeren door de bijbehorende lieve kinderhoofdjes? Willen ze pijlsnel laten zien dat ze enkel beschikbaar zijn als ’Package Deal’, of dat ik stante pede mijn moedergevoelens projecteer op hun gebroed? Ik zal het nooit weten.

Op Tinder mag ik in hokjes denken, anders wordt het te verwarrend. Bovengenoemde heren hebben duidelijk compensatie nodig om hun eigenwaarde mee op te krikken. ‘De Compensatieheertjes’, noem ik ze. Ze compenseren met hun waren ongetwijfeld een sociaal onvermogen, een zorgwekkend IQ of barbaarse eetgewoonten. Ik fantaseer graag dat elke foto die ik afwijs met het rode kruis, ontploft in een giftige vloeistof en een afvoerputje in sijpelt, richting riool. De plek waar ze thuis horen. Deze fantasie maakt het leuker. Tinder kan namelijk saai zijn. En vermoeiend. Voorál vermoeiend. Als ik me eindelijk een weg heb geswipet door de donkere Tinderkrochten en een paar acceptabele heerschappen heb gevonden tussen het grofvuil, start ik mijn onderzoekje. Ik lees aandachtig de drie regels die de beste man heeft achtergelaten, maar een zelfpromo zegt mij niet zoveel. Sommige mannen zijn eerlijk, maar tegelijkertijd ook saai ‘Ik hou van het goede leven, een wijntje of een wandelingetje op zijn tijd’. Met zo’n man zit je waarschijnlijk binnen drie weken gestructureerd elke zondagmiddag op de bank naar een kookprogramma te kijken.

Eigenlijk kunnen ze het ook bijna niet goed doen, ik geef het eerlijk toe. Een man online uitzoeken is best lastig. Hij bevindt zich onder een onrealistische loep. Als koopwaar uitgestald. Het is de enige online-markt waarbij ik last heb van aankoopstress. Terwijl je ze gewoon kunt ruilen, deleten of blokkeren. Soms maak ik een screenshot van hun foto en haal het door ’Google-Image-Search’ om te checken of hij op social media een beetje normale vrienden heeft. Zou dat vrouwen eigen zijn? Ik weet dat mannen vrijer zijn in het maken van een keuze. Een vriend van mij geeft elke vrouw een groen hartje, onder het motto: ‘Dan zie ik wel wat er over blijft’. Bewonderenswaardig. Maar dat terzijde. Als ik een aardig exemplaar heb gevonden druk ook ik op het groene hartje. Hierna hou ik even mijn adem in, alsof het heel erg spannend is wat er dan gaat gebeuren. Is het een match? Zo ja, kom je met z’n tweeën in een chat. Ik had het woord vermoeiend al gebruikt en dat is het. Het is niet dat ik het niet leuk vind om met een potentieel leuke man te gaan chatten, maar na een aantal chats en dates ontbreekt de inspiratie weleens, of tijd. Ik word er laks van.‘Hoi wie ben jij?’, ‘Waar kom je vandaan?’, ‘Wat ben je nu aan het doen?.’ “Ik zit op het toilet en hoop op een enorme berg regenboogstront”, zou ik weleens willen antwoorden. Puur uit baldadigheid.

Elk nieuw begin start met een blanco pagina. Er is geen andere manier. Bij de startlijn geef ik het echter meestal al op. Ik ben daar niet de enige in. Ik heb veel matches die de status ‘pending’ hebben. Ik hoor mijn telefoon bijna gapen. Geeuwen onder het gewicht van ongesproken woorden. We wachten allemaal op inspiratie. Stiekem wacht ik op een man die tachtig hindernissen trotseert en me gewoon keihard het hof maakt, met humor en volharding. Die me als een speld uit zijn matchberg haalt. Ach. Ook hij heeft Tinderletsel opgelopen. Ook hij beschikt over een verwarrende stapel opties. Een mager ‘Hoi’ is alles wat we qua tijd en energie aan elkaar willen verspillen. In de hoop op bevlogenheid van de ander. Ik denk dat ik stop met zoeken. Mezelf hoog op een bergtop positioneer. Een top die alleen te bereiken is middels een helse tocht langs doornstruiken en draken. Een tocht die enkel een nobele, appetijtelijke en dappere heer zal doorstaan. Voor een blanco vel papier, in een kleur die hem aanspreekt. Hij zal dermate grote verwondingen oplopen, waarbij zijn Tinderletsel zal voelen als een oppervlakkige schaafwond. In mijn dromen. Welterusten.

15 CENT

12087569_932753076796553_1462221863_n

Voor mij, bij de kassa van de supermarkt, stalden twee meisjes van rond de negen en twaalf jaar hun buit uit op de band. Ik zie chips van een c-merk, dito limonade en twee muffins. “Denk je dat het genoeg is?”, vraagt de jongste. “Ja, ik denk dat we nog geld overhouden ik kan heel goed rekenen”. Wat ik verder uit hun gesprek ventileerde was dat opa trakteerde. Ik vond ze schattig.

Door hun vrolijke gekakel heen klonk de stem van de cassière. “Dat is dan vijf euro vijftien”. Twee koppies keken haar ongelovig aan. De jongste porde met een knalrood hoofd haar vinger in de buik van haar zus. “Ik zei het toch, ik breng mijn muffin weg”. De oudste schraapte haar keel. “Eh, dat hebben we niet. We hebben maar vijf euro”. “Tsja, dan moet ik even naar achteren bellen”, zei de cassière, terwijl ze de telefoon al greep. “Ho wacht, ik geef het wel”, kwam ik tussenbeide. Ik ontving twee stralende lachjes en een heel erg dankjewel.

Buiten passeerde ik het tweetal. Terwijl ik mijn fiets van het slot haalde hoorde ik ze praten. “Dat is een moeder, dat zag ik, ze had een moeder-portomonnee en ze keek als een moeder, zag je dat? Iemand die geen moeder is geeft niet zomaar geld aan kinderen”. Haha! Heerlijk. Ik weet niet hoe moeders kijken of welke portomonnee ze doorgaans bezitten, maar deze voorstelling was mijn 15 cent meer dan waard. Ik fietste weg, kinderzitje op de bagagedrager, dat detail was hun kennelijk ontgaan. Thuis kijk ik in de spiegel. Een moeder. Ik kijk dus als een moeder. Grappig. Ik vind het een compliment.

12087569_932753076796553_1462221863_n

OVER LIEFDE EN HAMERHAAIEN

SANTIJN745007141_n

Liefde. Voordat jij er was kon ik het voelen voor familie, vrienden en geliefdes. Het kon diep gaan, die liefde. En ik dacht dat dat alles was. Toen jij – op 14 september 2009 om 23.58 uur – op mijn buik werd gelegd voelde ik een verbintenis, maar ik was ook overweldigd en in de war. Ik bedoel… je was er niet opeens, zomaar. Je was gewenst en ik had op je gewacht. Maar toch… toch kon ik je alleen maar stomverbaasd aanstaren.

We lagen met zijn tweeën in een kamer in het ziekenhuis. Het was doodstil, iedereen was al naar huis. Een zwak licht van een lantaarnpaal scheen door de kier van het gordijn over je gezichtje. Mijn vinger gleed over het kuiltje in je kin, hetzelfde kuiltje als ik. Je had een bos pikzwarte haartjes. Ik sprak tegen je, zei dat ik je mama was en dat wij voor altijd samen zouden zijn. Het was een vaststelling, vol verwondering. Maar er was ook onzekerheid. Want, mijn god, wat was je klein. Deed ik het wel goed? Je werd even van me weggenomen. Je maagje moest worden leeggepompt en tevens zou er melk ingepompt worden. Het leek uren te duren voordat ze weer terug kwamen en ze me jou weer terug gaven. Bezorgd keek ik naar je gezichtje en het was toen, op dat moment, dat er iets gebeurde in mijn lijf. Ik weet het nog precies. Over je wang liep een enkel traantje. Het dwarrelde al bij je kin. Het had al een korte weg bewandeld, zonder mij. Daar, bij dat traantje, voelde ik iets waar mensen weleens euforisch over spraken: moederliefde? Onvoorwaardelijke moederliefde. Althans, dat móest het wel zijn. Als door een bizarre oerkracht gedreven wilde ik jou plots met elke vezel van mijn lichaam beschermen en troosten.

Met jou, dicht tegen mij aan gleed de nacht voorbij. In onze eerste nacht, waarin ik ontelbare keren de zoete geur van je haartjes opsnoof, je handjes vasthield en je minstens 80 kusjes heb gegeven, begon deze liefde, die ik nog niet eerder had gevoeld. Liefde van een ander soort, van een andere dimensie. Morgen word je zes. Zes jaar alweer! Alsof het met één enkele knip van mijn vingers voorbij is gevlogen. En toch is er zoveel gebeurd en ben jij al zo gegroeid. Je bent een blij, lief, onbezorgd en ondeugend jochie. Morgen feest op school. Je wensen voor je feesthoed heb je al kenbaar gemaakt aan de juf. Het moet een hoed zijn met hamerhaaien en krokodillen (to be specific wink-emoticon ). Dat komt vast goed. Ik hou van je lieve gekke smurf. En morgen maak ik foto’s van jou en je hoed en is het feest met taart en cadeautjes. We gaan je verjaardag uitbundig vieren. En intern vier ik het jubileum van mijn zesjarige moederliefde. Hamerhaaien en krokodillen, typisch Tijn.

HAAIDIEDOEI!

11739588_887998511272010_1513685508_n

Ik riep vandaag “Haaidiehoo!!” tegen iemand. Als begroeting, in de supermarkt. Ik weet niet waar het vandaan kwam. Uit 1989 wellicht. Een irritantere begroeting kan ik even niet bedenken. Het klinkt net een tikkie té opgewekt. En toch zei ik het. Tijdens het uitspreken van de derde klemtoon: “hoo” was ik zelf ook verbaasd hoor. Als je net een keuze probeert te maken uit Lassie Toverrijst en Silvo basmatirijst dan is zo’n uitroep die je van achter verrast natuurlijk monsterlijk. Ik was wel zo verstandig om het daarbij te laten, na een ‘Hoi!’ die retour kwam. Het kan altijd erger. Mensen die na een begroeting door vragen. Vooral mensen die je al een tijdje niet hebt gezien en waar je even geen tijd voor hebt. “Gaat alles lekker?” valt nog mee, da’s best lief. Die kun je nog wegwimpelen met een vluchtige oprechte glimlach en een: “Ja heerlijk hoor. Haast haast! Doei”.

Maar er zijn er altijd mensen die -juist als je gillende haast hebt- eens flink de tijd willen nemen voor een persoonlijk interview. Of eigenlijk….hun bemoeierige aannames willen ventileren. Laatst trof ik er zo eentje….Iemand die niet het beste in mij naar boven haalt. Iemand die ik eigenlijk nauwelijks ken. Wellicht een keertje mee heb gesproken op een verjaardag. Een vage kennis. Zulke mensen kent iedereen toch? Ik noem haar Agatha, die naam past bij haar. Ze begon met “Zoooo je bent weer alleen hè, ik hoorde het laatst van Agnes. Gut, het is me allemaal wat. Tsja, nu moet je weer aan de man natuurlijk. (?) Zal wel niet zo makkelijk zijn. Mensen scheiden om níks tegenwoordig. Ik zei laatst nog tegen Pia, die van Ooms die gaat het nog moeilijk krijgen, helemaal alleen met Thijmen. Oh Tijn? Ja ok, Tijn bedoel ik. Nou meid, ik zou niet graag in je schoenen staan. Je redt het zeker maar net allemaal. Het is al een wonder dat je zo snel een huis vond, al is het in een buurt waar ik niet zou willen wonen hoor”… Ik liet een ongemakkelijke stilte vallen. Was ze klaar? Eigenlijk wilde ik gewoon wat sperziebonen en een pak yoghurt kopen. Ik was geenszins van plan om dat oubollige azijnmens de ins en outs van mijn privéleven te vertellen, welke ze onder het genot van een koffiekaakje weer door kon nemen met medeaagjes Pia en Agnes, van wie ik zo vluchtig ook even niet weet wie dat zijn. Bah!

Gelukkig doet de ongemakkelijke stilte vaak wél zijn werk. Ik glimlachte hierbij terwijl de gezichtsuitdrukking van Agatha van standje ‘rete nieuwsgierig’ naar standje ‘ongemakkelijk’ schoot. Dan zijn we er namelijk. Dan voelt ze wat ik voel. Ongemak. Met een kort doch opgewekt antwoord maakte ik me uit de voeten. De glimlach vastgebeiteld op mijn gezicht. Alsof dat de inwendige irritatie en het opkomende rotgevoel weg kon blazen. Eigenlijk wilde ik meer zeggen. Zelfs onaardig doen, maar dat is zinloos en zonde van de tijd.
Buiten kom ik erachter dat ik de yoghurt ben vergeten. Voor geen goud loop ik weer naar binnen. Geen zin in. Met veel plezier stop ik onderweg nog even bij de supermarkt vlakbij mijn huis. Mijn huis. Hij staat daar prima. Alles gaat goed. Ik ben zelfs gelukkig! Gelukkiger dan een verbitterde Agatha met koffiekaakjes vanachter de geraniums. Dat weet ik wel zeker. Mijn leven zit weer in de lift en dat heb ik lange tijd niet kunnen zeggen! Een lift die bij haar volkomen vastgeroest zit tussen haar krampachtige ideeën en negatieve overtuigingen. Want alleen vanuit stierlijke verveling kun je mensen zo benaderen. Dikke haaidiedoei Agatha!

VOOR WAT HET WAARD IS

waard86786292_n

Ik had zojuist even een ‘luchtig’ gesprekje met buurman Piet van 85jr in de achtertuin. Aangezien onze tuinen slechts worden gescheiden door een hekje van maar 1 meter hoog gebeurt dit wel vaker. Ik opende met de woorden: “Hoe gaat het?” “Wat een klotevraag! Je kunt denk ik wel aan mijn bakkes zien dat het beroerd gaat?!” Een gepaste stilte volgde van mijn kant…. Hij vervolgt “Ik ben 18 kilo afgevallen en krijg nog maar weinig lucht”. Ik besloot dit rotnieuws kracht bij te te zetten met zijn favoriete woord: “Klote”. Hij knikte. We keken even voor ons uit, naar het onkruid dat in onze beide tuinen welig tiert.
Plots zei hij: “De artsen hebben me gevraagd of ze me moeten reanimeren als het weer fout gaat, ik zei dat ik het dan wel best vind als ze niks meer doen”. “Niks? Maar je geniet toch nog best van het leven? Heb je trouwens zin om een terrasje te pakken?” “Nee, ik heb pijn in mijn poten. Genieten. Wat is dat nou, voor wat het nog waard is? En een terras krijgt geen cent van me, voor die 8 gulden die ik moet betalen voor een kop koffie koop ik een heel pak bij de supermarkt”. Oef. Hij heeft duidelijk zijn dag niet. “Dan kom ik binnenkort wel weer even een wijntje bij je drinken”. Ik ontlok een glimlach. Onze borrelavondjes zijn altijd heerlijk. “Wil je er nu eentje? Ik heb alleen rood”. Ik klim over het hekje en stap aan zijn kant van de tuin op een kratje, die hij daar speciaal voor mij heeft neergezet. “Nou….een klein slokje dan, want Tijn komt straks alweer uit school”. Zo zaten we even. Praten hoeft niet steeds. Zijn onkruid stinkt als een beerput, zei hij, na enige tijd. Ik zei met een knipoog dat zijn neus in elk geval beter werkt dan de mijne, da’s dan tenminste nog één orgaan dat het uitstekend doet. Cheers! Onze glazen klinken.

“Dit is toch écht wel genieten hoor Piet”.
“Weet je wat het met jou is? Jij bent te snel tevreden! Gekke meid.”
Hij keek stug. Maar een twinkeling in zijn ogen verraadde hem. Het brombeertje genoot stiekem toch wél even van dit piepkleine moment…..
Voor wat het waard is.

JIJ

jij

Ik zit op de fiets. Ver voor me, aan de rechterkant, loopt een man op de stoep. Ik herken je. Rossig haar, die krul, die tred. Ik fiets harder, om jou zo gedag te gaan zeggen. Plotseling schrik ik. Want jij kunt hem helemaal niet zijn. Onmogelijk. Twee maanden geleden was ik namelijk op je begrafenis. Geen groet, geen bezorgde vraag van jou hoe het met me gaat. Geen vaderlijk advies. Geen gegniffel of lachen, met tranen in onze ogen, als we herinneringen ophalen. Geen vraag van mij hoe het met je sportwagen gaat die je al maanden aan het opknappen bent. Of wanneer ik die zeilles bij je zal nemen. Die zeilles die je me nu niet meer kunt geven. Heb je het druk daarboven? Net zo druk als dat je hier was? Geniet je daar net zoveel, zeker nu je niet meer hoeft te vechten? ….

Voor de zekerheid fiets ik nog even door in een sprint. Ik passeer de onbekende man en kijk om, wil uit nieuwsgierigheid tóch zijn gezicht zien. Nee, natuurlijk ben jij het niet. Maar heel even dacht ik  ….. dat jij het was.

THE FISHWIFE

viswijfHEADER

Tijns huid had dezelfde kleur als zijn haar toen hij vanmorgen wakker werd: spierwit.  Oei. Ventje is ziek. Ziek!  Direct schiet ik in de zorgmodus.  Even koorts opmeten.. hmmm. 39 graden.  Tijd voor ‘het dienblad’.   Tijn weet dat ook, als hij ziek is pakken wij het bloemetjes-dienblad. Daarop mag hij neerleggen wat hij lust en hoeft hij niets te eten wat hij niet wil. Dit is tevens een hele fijne graadmeter voor mij om in te schatten hoe ziek hij daadwerkelijk is.  Er was eens een keer dat ik het dienblad te vroeg pakte namelijk, nog net onder de 38 graden streek ik met mijn hand over mijn hart, waarop Tijn vijf pakjes smarties, een koekje en een ijsje erop knalde. Foutje.  Het dienblad wordt nu alleen ingezet boven de 38.5 graden. En met succes.

Nog steeds spierwit en wankelend op zijn benen van de koorts zie ik dat hij toch geniet van dit kleine momentje van macht.  ‘Tijn, een banaantje misschien? Een droog toastje?’…  ‘Neeeee, mama IK mag het hélemaal zelf weten en JIJ moet niets zeggen’. Ohja….  Tijn pakt een banaan van de fruitschaal en vervolgens duikt hij de kast in om een enkel droog toastje te pakken. Oei.  Die is echt ziek. Hop, naar boven in mijn bed en het dienblad ernaast. Helaas neemt hij geen hapje en ook geen slokje drinken. Wat nu? De zinnen verzetten.  Op zo’n moment haal je je beste vriendin tevoorschijn: de tablet. De tablet bevat tekenfilmpjes, oneindig veel tekenfilmpjes. In alle soorten en maten. Niet dat mijn kind daar van houdt, van al die soorten en maten. Hij wil meestal maar één ding kijken en dat is ‘Oggy en de kakkerlakken’.  Een soort Tom&Jerry maar zo mogelijk nog irritanter en niet alleen vanwege de achtergrondmuziek.  De drie kakkerlakjes uit deze oneindige serie zijn werkelijk onuitstaanbaar en hun hatelijke giecheltjes ook.  De giecheltjes hebben een eigen geluidsfrequentie: het laat zich het beste omschrijven als de chipmunks nadat ze drie liter helium hebben opgezogen.  Zo rond giechel 78 heb ik het meestal wel gehad en probeer ik hem ervan  te overtuigen om eens wat anders te bekijken maar dat heeft niet echt succes. Verder dan ‘Spongebob, the movie’ ben ik meestal nog niet gekomen en eigenlijk was die al aanwezig voordat de kakkerlakken hun digitale entree kwamen maken in mijn huis. En let’s face it, die Spongebobmovie is ook irritant.  Vooral als je tegen het einde van de film wordt geconfronteerd met de onsmakelijke poriën en rugharen van David Hasselhoff. Maar dat terzijde. Het kind is ziek en de kakkerlakken mogen aan. Het volume echter, dat mag wel wat zachter. ‘Maar dan kan ik het niet horen mama, écht niet!’

Een blik op zijn linkeroor vertelt me dat het daar niet zo goed mee gaat, deze is knalrood. Omdat de koorts maar niet zakt, de lamlendigheid ernstige vormen aanneemt en hij nog steeds niet wil drinken besluit ik toch om maar even een afspraak bij de huisarts te maken. Eenmaal daar ondergaat Tijn als een zielig hoopje ziek -vacuüm en koortsig tegen mij aangeplakt- wat onderzoekjes. Ai. Oorontsteking in fase 1…. we kunnen nog even wachten met de antibiotica, het nog even aanzien. Vooruit, want ik ben niet echt een voorstander van deze kuren.

Terug naar huis, in de auto. Eigenlijk moet ik nog even langs de supermarkt om wat boodschappen te halen, zou Tijn dat trekken? Op het moment dat ik me dat afvraag begint hij over te geven, een restje glijdt over mijn toegesnelde hand. Om vervolgens de rest van zijn maaginhoud te lozen in een boodschappentas die ik razendsnel tevoorschijn haal vanaf de achterbank. Mama’s kunnen alles op zo’n moment, zo ook gewoon doorrijden in een rechte lijn. Echter, schakelen daarbij is net iets  teveel van het goede. Daarvoor mis ik simpelweg even een derde of vierde hand… en een aantal vingers.  De auto komt met schokkende bewegingen en een raspend geluid tot stilstand. Gelukkig op een rustige weg net uit het centrum. Kalm. Even uitkotsen. Achter mij begint een auto te toeteren, met daarin een type tokkie zo vluchtig gezien, ook dat nog. Aangezien ik nog even niet bij machte ben om de auto te verplaatsen geeft hij gas en komt hij tot stilstand naast mijn raam, zijn raampje glijdt open en een stem buldert: ‘Moeten we ook niet doen hè, een wijf achter het stuur!!’  Razend werd ik. Normaal ben ik best wel van de keurige en aardige woorden maar ik had het even hélemaal gehad, bovendien steeg de zurige kotslucht mij naar het hoofd. ‘Hee Klootzak! Mijn kind kotst hier en ik kots van jou, dus kar even door met die noodharses van je!’ Zo. Hallo San. Noodharses? Volgens mij heb ik dat woord voor het laatst gebruikt in 1988, een woord dat ik als puber grappig vond, haha! Waar kwam dat vandaan? Uit de diepste krochten der onmacht?  Whatever. Ik zag dat hij onder de indruk was en hoofdschuddend reed hij door. Mooi. Ondertussen kon ik de mond van mijn arme ventje afvegen en zette ik verder koers naar huis.  Mannetje op bed met een zetpil. Rust. Vrijwel direct viel hij in slaap van alle commotie en onderzoeken op zijn lamlendige lijfje.

Tegen vijven werd hij wakker….. hij was een stuk opgeknapt. Zetpillen en slaap zijn fijne dingen als je een ziek kind bent. ‘Ik wil wel wat vissticks mama’. Natuurlijk, dat kan mama maken, vis.  Hoeveel wil je er dan Tijn?  ‘Hoeveel mag ik er?’, klonk hij verbaasd.  Hoeveel je er wilt. ’Dan wil ik er 15, maar 1 is ook goed’.  Ach gut, vast frustrerend als je maag wat anders zegt dan je hersens als je eens carte blanche krijgt bij iets wat je heerlijk vindt.  De visstick ging erin en bleef erin, zo ook nog een beker water. Tegen de avond steeg de koorts weer licht, maar zojuist is hij heerlijk in slaap gevallen.  Ik maak me klaar voor een onrustig nachtje.  Morgen zien we wel weer hoe het gaat.  We starten gewoon weer met dat dienblad en als de kakkerlakken beginnen te giechelen neem ik een time-out. Want dat heb je af en toe wel nodig als moeder, met een ziek kind. Voor je het weet tref je jezelf aan met je hoofd uit het raam van de auto …. scheldend als een ordinair viswijf.

 

 

 

 

STRONT AAN DE KNIKKER

headerpou

‘MYEAA-GNORF!’  klinkt het vanuit mijn tas. Een geïrriteerd, iets van knorrend geluidje. Een geluidje dat zich altijd wel lijkt te manifesteren als het doodstil is om mij heen.  Bij negeren herhaalt dit geluid zich elke 20 minuten ongeveer.  Er is ook weleens een ander geluidje hoorbaar. Een kreunend geluidje. Best gênant.  Als mensen mij verbaasd aankijken zet ik steevast mijn pokerface op.  Want eigenlijk is dit iets wat ik intern wil houden, ik schaam me ervoor.  Een soort van geheimpje. Iets dat grotendeels verstopt zit in de diepste krochten van mijn handtas. Vanuit het donker roept het me, éist het me en wíl het wat van me. Ik geef er niet altijd aan toe, want verdorie, het zou toch belachelijk zijn als ik bij elke kreun en steun klaar ga staan! Daahaag.  Totdat het na enige tijd dreigend begint te voelen,  de kreuntjes me loeihard toe lijken te schreeuwen, steeds dwingender. Tjsa, dan haal ik het weleens uit mijn tas om toe te geven aan zijn belachelijke, zeer onrealistische wensen. Steevast zwaar geïrriteerd, want het komt nooit uit. Het ding heeft de timing van een olifant die een porseleinen kast in springt. En het gekke is, met één simpele handeling kan ik hét elimineren! Maar ik kan het nog niet over mijn hart verkrijgen…. hoe graag ik dat ook zou willen.  Binnen afzienbare tijd gaat dat natuurlijk wel gebeuren!   Maar alvorens ik dat ga doen laat ik het doodgaan. Langzaam en pijnlijk, totdat de kreunen en knorren veranderen in smekende zachte piepjes. En die piepjes weer veranderen in een korte hakkelige ademhaling….waarop onverbiddelijk een zeer dramatisch klinkende laatste adem volgt, beeld ik mij zo vergenoegend in.  Dat is dan zéker zijn verdiende loon.

‘Pou!!’  Pou heet ‘ie.  Hij leeft in mijn telefoon en is zoals ze dat noemen het ‘virtuele huisdiertje’ van mijn vijfjarige zoon.  Tijn denkt dat hij ‘Poep’ heet.  Of hij vindt het leuk om hem zo te noemen. Daar bestaat nog enige twijfel over, aangezien Pou een bruingekleurde driehoek is. Meer niet. Een bruin-gekleurde-driehoek. Nou ja met ogen en een mond, dat wel.  En die driehoek nemen wij, of althans Tijn, heel erg serieus. Pou is een zeikerd. Hij heeft continu honger, dorst, is stinkend vies of wil spelen, met een balletje. Een heel irritant spelletje. Als we met het balletje spelen maakt Pou geluidjes van verrukking, zijn geluksindicator stijgt razendsnel als we dat doen. Dat is een bijkomend voordeel, bij andere spelletjes duurt dit veel langer. Daarom speel ik bij voorkeur samen met de bal.  Als zijn maag leeg is open ik de virtuele koelkast en koop eten voor hem. Fastfood, want ik hoop dat hij snel doodgaat. De ellende daarmee is dat Pou pedagogisch is geprogrammeerd. Bij een teveel aan junkfood wordt hij ziek, met een roodgloeiende thermometer in zijn mond en alles. Aan drama geen gebrek.  Dan eet hij niks meer, behalve broccoli, worteltjes en verstandige fruitsappen.  En dan heb ik het nog niet eens over dat wassen, wanneer POU-POEP vies is…..gadverdamme man wat duurt dat lang! Elk zwart stipje moet secuur worden weggeveegd met je vinger, zeker zo’n 3x sliden per vuiltje.  Mijn leven is een hel sinds Pou ten tonele is verschenen op mijn smartphone.  Soms wil ik hem slaan of weggooien, maar dat kan niet, want dan zou mijn telefoon stuk gaan. We kunnen eigenlijk wel stellen dat Pou mijn telefoon gijzelt. En steeds opnieuw wil onderhandelen. Als ik me beheers en hem met stalen zenuwen negeer verschijnt er een symbool van een worst of iets dergelijks op mijn schermpje en dat náást die klote geluidjes.

Tijn is GEK op Pou.  ‘Aaawww wat is ie lief hé mam, echt schattig’…. Tijn straalt als Pou aandacht van hem wil. Glunderend en vol liefde volbrengt hij zijn verzorgende taken, totdat Pou in optimale conditie is.  Steeds weer.  Hij laat het beestje ook zien aan zijn vriendjes en vriendinnetjes.  Vooruit, heel soms is Pou wel handig. Als ik te lang sta te kletsen met een vriendin in de supermarkt, of in de wachtkamer zit van de huisarts bijvoorbeeld. Tijn hoor je dan niet. Ideaal.  Hoe dan ook, zo kan het niet langer. Hij gaat eraan, die bruine. De pijp uit. Zoals ik al heb aangekondigd.  Gisteren deed ik een poging toen ik op Tijn aan het wachten was op het schoolplein, mijn vinger bewoog zich net naar het knopje ‘delete’ toen de schooldeuren openklapten. Mijn ventje -glunderend koppie, witblonde haren- rende stralend de deur uit en vloog me op de hals.

Hierna schreeuwde hij luidkeels zijn vraag:  ‘Mamaaaa heb je voor POEP gezorgd?!!!!’     ‘Jaa natuurlijk heb ik voor Poep gezorgd! Poep is niet vies, alles is okee!’     Wat de andere moeders op het schoolplein van deze dialoog vonden weet ik niet.  Ik wil het niet weten. Ik heb daar ook niet al teveel tijd voor, want ik moet voor poep zorgen.  Dat is tot nadere eliminatie van het hoopje stinkende rotstront namelijk mijn taak.

Pou

 

JUST GO WITH IT

header

Het was al diep in de avond, we liepen op blote voeten over het strand. Een licht briesje, heerlijk. Toch maar even op mijn telefoon kijken hoe laat het is. Exact 0.00 uur.  ‘Hee jongens, hee and hello the rest of you, Het is twaalf uur. It’s twelve o’clock!’  Sjongejonge, het is maar goed dat ik even keek. Een dikke grijns op mijn gezicht. Dit lag in de lijn der verwachting. We kwamen net een visrestaurant uit waar Linda en ik onze dansmoves hadden geshowd op een Egyptisch jengelmuziekje met een man op stelten én een, geheel in glitter gestoken en met flamboyante veren getooide, lilliputter.  De hele avond verliep al chaotisch of, zoals ik het zelf ter plekke typeerde, ’hilarisch’. Precies de reden waarom ik was vertrokken, even iets anders.  Behoorlijk anders dan het traditionele aftellen met oliebollen. Op dat moment stond ik waar ik wilde staan. Op een bijzondere plek ergens op de wereld. In dit geval op een strand, genaamd Sahl Hasheesh, aan de rode zee in Hurghada te Egypte.  Ik stond daar met Tijn, Linda en André (twee vrienden van me die daar wonen), een Zweeds echtpaar en een keurige Engelsman. Ik geloof dat die laatste nog gedacht heeft aan een paar glazen en een fles champagne tussen de activiteiten van de avond door. Ik omhelsde en zoende mijn lieve kleine ventje en hierna een paar bekende en relatief onbekende mensen. 2015 was begonnen.

Het leven bestaat uit momenten. We kunnen erop wachten tot we vinden dat we klaar zijn voor die ene mooie beleving of deze zelf creëren. Ik had twee weken daarvoor ook niet verwacht dat ik daar zou staan met oud&nieuw. Ik verras mezelf graag. Ergens onderhuids broeide het al een tijdje. Ik heb niet de leukste dingen meegemaakt in het afgelopen jaar. Ik ben veel kwijt geraakt, essentiële dingen. Dingen waar ik grotendeels zelf voor gekozen heb en nog steeds voor de volle honderd procent achtersta. Dat maakt het echter niet minder ingrijpend. Toen het kouder begon te worden en de feestdagen naderden verzuchtte ik weleens dat ik er eigenlijk even uit moest. Normaliter geef je geen gehoor aan dit soort impulsen. Zo valt er altijd wel iets te klagen. ‘Niet zeuren, doorgaan’ is toch wel een beetje die Westfriese nuchterheid die ik bezit.  Totdat er opeens een aanbieding langs kwam die ik gevoelsmatig niet kon weigeren. Die ik voor mezelf om moest zetten in actie. Zeuren blijven óf de ballen hebben om er wat aan te doen. Ik ging voor keuze twee. De bewuste aanbieding kwam van een vriendin die nu in Hurghada woont en daar een extra appartement heeft.  Toen ik de foto’s zag klopte alles. Onvrede, sleur en een diepe wens hadden elkaar gevonden. Het was beklonken. Ik ging naar Afrika, alleen, met Tijn. Mijn moeder was wat bezorgd over Egypte, de overheid bestempelt deze vakantiebestemming met een veiligheidsrisico. Nu reizen mijn ouders al een jaar of 15 de hele wereld over, dus doen alsof ze dat heel erg spannend vond kon ze nou ook weer niet. Het gunnen blijft dan over en het héél veel plezier wensen.

De bezorgdheid was ongegrond. Ter plaatse leer je meteen op je intuïtie te vertrouwen en met de mijne is niks mis, zo bleek.  Hurghada is een levendige, indrukwekkende stad.  We hebben daar veel gezien, gevoeld en beleefd. Rijk en arm ervaren. Cultuur gesnoven op de lokale markten…. gezien hoe stichting Saida* (de stichting waar Linda zich met hart en ziel voor inzet) daar goed werk verricht. Ook hebben Tijn en ik namens de kinderkledingbank Hoorn een pakket vol schoolspullen mogen afleveren bij stichting ‘The heART of Safaga’  (Bestemd voor ‘Safaga’s special school for mentally handicapped children’*). Daarnaast hebben we het prachtige koraal en de bijzondere vissen mogen aanschouwen vanuit een onderzeeër op 25 meter diepte in de Rode Zee. Op een kameel gereden, want dat doe je als je daar bent, een schitterend Aquariumpark bezocht en als laatste nog een dolfijnenshow, alwaar ik onverwachts gekust ben door een Walrus.  En dat laatste is nog vastgelegd ook, tot grote hilariteit van Tijn.

Geen seconde heb ik spijt gehad van de keuze om Nederland tijdelijk in te ruilen voor Egypte.  Ik zal het financieel wat rustiger aan moeten doen de komende tijd, maar niets weegt op tegen deze heerlijke ervaring. En de zon…. de zon! Wat is het fijn om midden in de winter blootsvoets over een prachtig strand te lopen in een graadje of 26. Tijn vond schelpen waarvan hij het bestaan niet wist….  Intens genoten. Dat dekt de lading wel.

‘You don’t always need a plan. Sometimes you just need to breathe, trust, let go…. and see what happens!’ Just go with it. Het zou je zomaar kunnen verrassen ;-) Ik wens je een voortreffelijk avontuur!

—————————————————————————————————–

http://www.stichtingsaida.nlSchermafbeelding 2015-01-14 om 19.34.20

Stiching Saida plant op termijn een weeshuis in Hurghada. In de tussentijd is Linda wat individuele projecten gestart die een direct resultaat opleveren. Ze laat de vrouwen daar  diverse, prachtige handwerkjes maken en verkoopt deze door via haar facebookpagina.  Door dit micro krediet krijgen de alleenstaande vrouwen of gezinnen die het financieel moeilijk hebben lucht in een hard bestaan. Al het vraagt is determination … en dat is er!  Als Egypte stabieler is, en ze alles rond kan krijgen gaat ook voor het project ‘weeshuis’ de kurk van de fles, net als op het strand van Shal Hasheesh op oudejaarsavond!

https://www.facebook.com/pages/Safagas-school-for-mentally-handicapped-children/113538345399539

 

 

GEEF MIJ NU JE ANGST

header road sun

Vervolg op:   http://www.sandraooms.nl/algemeen/dubbele-salto-voorwaarts/

 

‘Ja dank u wel’  zei ze. Ze glimlachte, dapper. Oei. Nu begon haar lip te trillen. Niet nu, niet hier!  De sleutel die haar zojuist formeel in haar handen werd gedrukt brandde, alsof er een vuurstraal van dat stukje metaal af kwam, dat snijdend door haar vingers heen schoot en via haar hand doelbewust koers zette richting haar hart.

Kom op, niet hier!  ‘Nee ik ben écht heel blij hoor’, zei ze, in een reactie op de verontrustende blik van de persoon die hem haar had gegeven. ‘Is dit alles? Dan wil ik graag gaan.’ Godsamme nu werden haar ogen vochtig. Nee hè, toch nog 1 handtekening ergens gemist. Ze pakte de pen en probeerde met vaste hand de laatste handtekening te zetten. Een trillerig dom krabbeltje was het resultaat. ‘Ja ok dank U. Dan ga ik nu hè, dag’. Verward greep ze alle papieren bij elkaar, het welkomstkado en die sleutel. Die sleutel, ze hield hem stevig vast. Officiële zooi, wat duurt dat toch lang allemaal.  Ze spurtte naar haar auto, ging zitten en sloot de deur. Stilte. De vuurstraal had haar hart bereikt. Ja verdomme, laat het maar komen dan, die tranen, ze was nu toch alleen.

Dit had ze niet aan zien komen, die waterval, maar oef, best fijn dat het er even uit stroomde. Het zat er waarschijnlijk de hele tijd al, de afgelopen maanden… toen ze bezig was met het uitwerken van diverse plannen. Na die ene beslissing, die sprong.

Gewoon huizen kijken, voelen hoe elk huis voelde, wikken en wegen. Meubels kopen, administratieve zaken afhandelen en spullen inpakken. Dat allemaal. Gewoon. Doen. Bezig zijn. Boven alles de zorg voor haar kind voorop gehouden. Want er was niets belangrijkers, dan dat dit voor hem allemaal soepel moest verlopen. Maar nu, nu greep ze even haar moment, liet ze alles gaan. Accepteerde ze dat niet alles maar vloeiend over hoefde te gaan. Liet ze alles wat vast had gezeten in haar lichaam even los, het mocht. Ze zag -via de achteruitkijkspiegel- de receptioniste van de woningbouwvereniging bezorgd naar haar auto turen. Laat maar, laat maar gaan…..

‘Geef mij nu de nacht, ik geef hem je morgen terug’… Vanuit het niets sprong haar autoradio aan, loeihard. Dat deed hij verdomme wel vaker die radio, zelfs als de contactsleutel er niet in zat. Genoeg om al haar zenuwen op scherp te zetten elke keer, kippenvel te bezorgen. Ze had op Facebook al eens gevraagd hoe dat in godsnaam mogelijk was. Een paar technische verklaringen deden haar geloven dat dat dus kan, blijkbaar. ‘… Zolang ik je niet verlies, vind ik heus wel een weg met jou’. Guus Meeuwis horen zingen in deze toestand was grappig. Best grappig. Huilen ging over in stompzinnig lachen. Volgens mij klonk ze als een loeiende wolf met ernstige keelproblemen. Bevrijdend, dat wel. Kom op, gassen. Ze zuchtte diep en reed naar de plaats van bestemming. De sleutel brandde al die tijd nog steeds in haar hand. Daar was haar nieuwe voordeur. Ze liet de sleutel voorzichtig in het slot glijden. En daar in die lege woonkamer kwam de dankbaarheid, de hoop, de blijdschap. Ook dat mocht haar overvallen. Een nieuwe start. Het was zover. Het nieuwe hoofdstuk kon beginnen. Ze was er klaar voor.

Bedankt lieve vrienden en familie voor de hulp in mijn huis en het opvangen van Tijn tijdens deze drukke dagen, vol muurverf, dozen en schoonmaakzooi. Ik zit op mijn plek. Het is prachtig hier, schitterend huisje. Het gaat goed. Alles gaat goed. Met Tijn ook. Blik op vooruit. De feestdagen tegemoet zien met mijn mini-ventje. Ik kijk er naar uit. Gordels vast, op weg naar 2015.

Zolang ze zich niet verliest, vindt zij heus wel een weg met Tijn ;-)

 

 

DON’T YOU! FORGET ABOUT…. DIE SAAIE SPRINKHAAN UIT DE EIGHTIES

IN-DEFENCE-OF-THE-EIGHTIES

Ik wil het even hebben over mijn eerste crush. Mijn eerste serieuze verliefdheid die ik had op George Knap.

Laatst betrapte ik mezelf op het kijken naar een oppervlakkige high-school movie. Zo eentje waarin de burgerlijke, nietszeggende pubermeisjes altijd het liefje worden van de stoerste jongen op school. Deze stond een klein beetje haaks aan mijn eigen ervaring. De brugklas. Naast het feit dat mijn haar in 1986 al weigerde mee te werken aan mijn wensen, deed mijn lichaam dat ook niet. Meisjes van 12 hadden na de zomervakantie opeens heupen en vrouwelijke vormen, leek wel. Alsof ze voorgeprogrammeerd waren om deze te krijgen zodra ze de deur van de middelbare school openden. Ik was zo niet geprogrammeerd. Dat duurde nog wel een paar jaar voordat dat een beetje goed kwam. ‘Tja kind, ik stond nou eenmaal niet vooraan in de rij toen alles werd uitgedeeld,’ zei mijn moeder daar destijds over. Gelukkig waren het de jaren 80. Wijde kleding was in. ‘Sprinkhaan-meets-fullcolour-partytent’ was zo’n beetje mijn look. Gelukkig was mijn fantasie destijds net zo groot als deze nu is. Ik loste één en ander op met veel teveel make-up en grote oorbellen. Niet dat ik hierdoor qua looks transformeerde naar een sexy bandlid van de Bangles helaas, maar het maakte alles wat draaglijker. George Knap was knap. Tja. Nou ja. Wat kan ik er verder over zeggen. Zijn donkerblonde haar golfde op de juiste manier. Zijn ogen waren ademstokkend felblauw. Zijn armen waren welgevormd. En hij had het juiste T-shirt aan. Ach, alles. Alles! was gewoon perfect aan hem in mijn puber-ogen. George had geen verstandige bruine leren schooltas en spierwitte gymkleding, zoals vermeld werd in het schoolreglement. Hij had het bij zijn ouders voor elkaar gekregen dat hij dat zelf mocht uitkiezen. Ik niet.

Ik en mijn veel te grote, degelijke, bruine schooltas waren niet zo opvallend. Wij zaten meestal op de grond in de aula, met dito vriendinnetjes, als het lunchpauze was. De tafels waren altijd bezet op de één of andere manier, net als ik een plekje op mijn melkkaart had ingewisseld voor een beker chocomel. Terwijl ik keurig mijn broodtrommeltje leeg at, had ik vaak uitzicht op George Knap en zijn sidekicks. Ze bevonden zich aan een vaste tafel. Meestal waren ze omringd door meisjes met heupen. Als er op het schoolfeest geschuifeld werd, zaten we daar ook, op diezelfde plek, in het donker. Dan draaiden wij steevast dramatisch met onze ogen, alsof het ons allemaal niks kon schelen. Of the Final Countdown niet eens ingezet kon worden, om al die plakkerige zooi daar op de dansvloer te stoppen. Enfin. Het moge duidelijk zijn dat ik mij niet in het hoofdvizier van George bevond. Ik fantaseerde daar wel over. Thuis. Met – bij voorkeur- ‘Careless whisper’ op de achtergrond, vandaar de naam George. Ik had me in mijn hoofd gehaald dat een dergelijke high-school-movie-ervaring ook vast en zeker zou gaan plaatsvinden tussen George Knap en ik. Als het moment daar zou zijn. Het moment waarop ik klungelig en toevallig om zou vallen in zijn welgevormde armen en onze ogen elkaar zouden ontmoeten. En de wereld stil zou staan. Dan.

Zo’n moment dat wellicht plaats zou kunnen vinden op het zeilkamp met school. Oei, zeilkamp. De eerste ‘vakantie’ zonder mijn ouders was spannend. Het begon gelijk de eerste avond al. Nadat de stapelbedden strategisch waren onderverdeeld en ik was ondergebracht in de verste, donkerste kamer met mijn giechel-vriendinnetjes, trad daar de duisternis in. Ik weet niet wat me bezielde maar ik besloot zomaar via de nooduitgang en de brandtrap naar buiten te sluipen, in mijn eentje. Gewoon, nog even wat frisse lucht opzuigen. Nu ben ik in elegant opzicht nooit de handigste geweest. Op trede numero drie had ik de hoogte van trede vier verkeerd ingeschat, waardoor ik struikelde… en jawel. Echt. Recht in de, ja…dus die ongelooflijk welgevormde, armen van George Knap viel. Hij wou net het meisjesverblijf insluipen via diezelfde trap. Dezelfde weg, dezelfde tijd! … Een ander plan. Onze ogen ontmoetten elkaar helemaal niet. Verre van dat. George Knap zette me hardhandig weer rechtop met de woorden ‘Uitkijken muis!,’ waarna hij zijn reis naar boven vervolgde richting….. Kimberly Vulgairias die hem met open armen ontving. Kimberly Vulgarias had geblondeerd haar en blauwe mascara. Haar roze lippenstift gaf zelfs buiten nog licht, daarboven aan die brandtrap. Kimberly Vulgairias had behoorlijk aanwezige heupen. Tevens had ze nepnagels en een grote mond, waarmee ze heel hard kon schreeuwen en schelden. Ik was genezen. Cured. Geen scheur in mijn hart. Er was ook geen wanhopig dieptepunt nodig met een Glenn Medeiros die jankend ‘Nothing is gonna change my love for you’ op repeat moest zingen in het allerdiepste geheim. Nee. Mijn puberale gevoel voor drama nam in deze niet de overhand. Godzijdank kwam daar -weliswaar van veels te ver- iets van eigenwaarde door mijn hormonen heen sijpelen. En is het daar blijven zitten.

De vorst trad bovendien in, dan gaan alle sprinkhanen dood.

 

THE TRUTH, NOTHING BUT THE TRUTH

leugensHEADER

Kinderen kunnen dodelijk eerlijk zijn.  Ik onderga, met Tijn naast me, regelmatig tenenkrommende momentjes.  ‘Kijk mama die mevrouw komt net uit bad die heeft heel erge rimpelhanden’. ’Bij de slager krijg ik een veel groter plakje worst’ (id supermarkt). ‘Mama hier zijn die gele tampons, die heb jij toch altijd? Waarom wil je die rode niet?’. De meest gênante opmerking, so far, kwam toen er een vrouw in burka langs liep: ‘Kijk mama daar, een heks!’  Oh, die was echt vreselijk gênant. Dus dat. Nou ja, ga zo maar door. Ik denk dat de meeste ouders hier wel wat in herkennen.

Eerlijkheid. Sinds ik een kind heb denk ik daar vaker over na. Over hoe mooi, puur en ontroerend hun eerlijkheid is. Juist ook de warme, doortastende kant op.  Tijn kan soms dingen zeggen waarvan ik tranen in mijn ogen krijg, zo mooi.  Hoe eerlijk hij zijn liefde kan uiten. Of zijn oprechte verbazing en afschuw als hij iets ziet dat niet eerlijk is.

Eerlijkheid kan veel duidelijkheid geven. Duidelijkheid. Ja. Het is fijn om de garantie te hebben dat aan het eind van de maand je salaris wordt uitgekeerd. Het is belangrijk om te weten waar je aan toe bent. Het is noodzakelijk dat iedereen begrijpt dat rood licht stoppen betekent. Bam! Wat als we nou wat vaker de waarheid spreken en er geen doekjes om winden? Dat zou wel om een flinke portie directheid vragen. En in onze volwassen wereld lijkt het nogal ongebruikelijk om daar gehoor aan te geven.

Ik heb een keer vlakbij een man gewoond, die  altijd de ene na de andere mooie vrouw mee nam naar zijn huis. Ik noemde zijn huis:  Casa-Casanova.  Ik begreep er werkelijk niks van. De man zag eruit als quasimodo, was meestal bloedchagrijnig, kon zeiken om de meest pietluttige dingetjes en had bovenop dit alles de tred van Donald Duck!!? Totdat ik erachter kwam dat hij chirurg was. God wat irritant en wat onrealistisch tegenover hem. Ik fantaseerde soms dat zo’n vrouw gewoon eens zou zeggen: ‘Jan-Willem, wat ben jij een vreselijke vent. Je hebt geluk dat ik een simpele golddigger ben. Dus vooruit wees maar een lul, ik zal het verdienen’.  Een dream-onnetje. Maar het kon er bij mij niet in dat hij met het aantrekken van zijn witte doktersjas direct veranderde in de vriendelijke, woest aantrekkelijke dr. McSteamy. Toch? Nou ja… wie weet. Maar dat terzijde. Ons sociale leven is immers toch al doorspekt met kleine en grote leugentjes. Het zijn allemaal nuttige instrumenten om er relaties mee in balans te houden of om pijnlijke aanvaringen mee te omzeilen.

Wij leven niet in een ideale samenleving waarin eerlijkheid de gewoonste zaak van de wereld is. Veel mensen kleden de naakte waarheid graag aan met haute couture. Omdat dit beter overkomt.  Ik vind dat soms best jammer. Er valt vanzelfsprekend wel wat voor te zeggen dat we niet zomaar alles tegen elkaar eruit flappen. Kwetsen is onnodig.  Maar iets meer kinderlijke eerlijkheid zou best welkom zijn. Oprechter leven. Waarom zouden we immers moeilijk doen als het ook makkelijk (en rechtvaardiger) kan? Maar dat is mijn motto. Ik leef al behoorlijk zo. En. Tsja. Ik flap er, dusss, ook weleens iets uit wat niet echt handig is. Best balen. Maar da’s dan maar de keerzijde, die ik hierbij hoofdschuddend -en soms met rode wangen van schaamte- moet accepteren………Soit! ;-)

PASSIE?!

passie header

10154987_642980785773785_6051474044264184041_n

 

‘I wasn’t lucky enough to have ever found what I wanted to do’, dat zegt de mevrouw hier boven op dat plaatje. Ze heeft nog nooit haar passie gevonden. Dat klinkt op de één of andere manier best treurig. Maar: ‘She did nicely’.  Nicely. Hmm…  Als ik naar haar kijk zie ik pretoogjes en een tevreden glimlach. Ze  heeft niet gevonden wat ze wilde doen in haar leven. Dat geluk was niet voor haar weggelegd zegt ze eigenlijk. Betreft dit alleen haar werk of haar instelling? Wat jammer dat ze geen antwoord kan geven. Heeft ze, gezien haar leeftijd, al rust met deze gedachte?

Ik geloof, bijvoorbeeld, niet dat de vuilnisman die hier vanmorgen zijn zoveelste stinkende emmer leegde in de vrachtwagen bezig is met zijn passie. Ik denk zelfs dat het gros van de mensen qua beroep niet hun passie uitvoeren, maar simpelweg geld moeten verdienen. Om van te kunnen leven. En ik hoop ook om van te genieten. Dat er misschien zelfs een passie is, waarin ze dat verdiende geld stoppen. Een boeiende gedachte als je bijvoorbeeld op een terrasje zit en een willekeur aan mensen voorbij ziet lopen.  Wie is er bezig met zijn passie?

Passie.

Ik vind het soms iets dromerigs hebben dat woord, iets om over te mijmeren. Een verlangen. Het doet mij denken aan gedachtes die ik als kind had over hoe ik later zou worden. De toekomst die ik verlangend bedacht voor mezelf was nog grenzeloos.  Heerlijk hoe kinderen kunnen denken.  Uiteraard zou ik actrice, popidool, of op zijn minst een uiterst interessante en charmante dame worden. Met zo’n roze jurk aan en blonde krullen. Een dolgelukkige dame ook natuurlijk.  Met een paleis, 5 kinderen en een prins. Ik had ook al bedacht hoe ik wilde heten later: Esmeralda!  Godzijdank namen mijn ouders mij niet zo serieus dat ze daadwerkelijk een naamswijziging hebben aangevraagd bij het gemeentehuis.

Naar mijn mening is passie een geheim ingrediënt dat je in alles stopt wat je doet. In zoveel mogelijk dingen dan althans. Is passie niet iets noodzakelijks dat je ergens moet vinden. Dat het ‘vinden’ ervan  een soort overgewaardeerde mythe is. Als het najagen van een pot goud die aan de onderkant van een regenboog zou moeten liggen.  Misschien is het ‘gewoon’ helemaal prima om het leven per dag te nemen en van alle kleine simpele dingen te genieten? De activiteit zelf is denk ik niet eens zo belangrijk. Het gaat erom dat je zo opgaat in deze bezigheid alsof het lijkt dat de tijd voorbij vliegt. Dat je je omgeving even vergeet en misschien ook jezelf.  Mensen met passie herken ik altijd aan hun energie, bevlogenheid en enthousiasme. Volgens mij heeft iedereen een passie op een bepaald gebied. Iedereen.

Passie.

Leven met hartstocht en verlangen. Er is altijd wel iets waar je het in kunt stoppen. Heeft de mevrouw op dat plaatje dat dan niet gedaan? Heeft ze altijd gedacht aan de dingen die ze nóóit zou vinden of kunnen, ook al wist ze niet eens wat die dingen waren? Heeft ze onbewust altijd zitten wachten op iets dat ze niet had?  Gewacht totdat passie haar pad zou kruisen? Misschien heeft ze wel hartstochtelijk veel van haar familie, vrienden, man en kinderen gehouden. Dat op zijn minst. Aan haar lieve tevreden gezichtje te zien wel. Ik zie geen verbittering. Maar toch, kon het plaatje maar even terug praten… Gewoon. Om mij gerust te stellen.   ;-)

Just wondering.

MENS ERGER JE NIET

mensergerblog

‘Kun je die teennagels niet eens afknippen ik word er kotsmisselijk van!’

Veel te luid hoor ik opeens een stelletje circa anderhalve meter naast mij op het strandje ruzie maken. Over gênante zaken, niet bestemd voor mijn oren. Irritaties, die van hun zijn.  Even hiervoor hoorde ik alleen nog wat spelende kinderen en genoot ik van het geluid van het kabbelende water aan de rand van het IJsselmeer.  “Katja zei laatst ook nog dat je stonk. Echt! Je doet er niks aan. Je laat alles maar groeien. Je neusharen, je nagels, je buik. Eigenlijk ben je gewoon een onwijs goor mannetje!’

Dit stelletje ging nog wel even door met het afzeiken van elkaar. Zo kwam ik ook te weten dat die Katja een trut was en haar stem hem koppijn geeft. Zij haar beenhaar eraf brandt met een aansteker. Dat dit vreselijk stinkt. Hij zijn tanden maar om de twee dagen poetst. Er weleens een klontje snot in zijn neushaar blijft hangen, dat hij nooit ziet. Dat dat allemaal niet waar is volgens hem. Dat zij zich niet realiseert hoe erg het hele huis gaat stinken als zij haar schoenen uit doet met die hitte. Teveel aan vieze make-up op haar gezicht smeert.  ‘Zo kenne we nog wel effe doorgaan he!’, schreeuwde hij na een tenenkrommend, stiekem amusant, kwartiertje. Ik hoorde hoe hij zijn blikje bier samenkneep en in het zand gooide.  Hierna werd het stil.  Ongemakkelijk stil.  Zo ongemakkelijk, alsof het leek dat alleen ik en zij daar nog zaten op dat strandje. Alsof iedereen, die wat verder van hun af zat, plots was verdwenen. Ik voelde dat ze naar me keken.  Ze realiseerden zich vast en zeker nu pas dat er meer mensen om hen heen zaten.  Dat ik alles had gehoord. Ongemakkelijk schoof ik mijn zonnebril nog wat verder op mijn neus. Ik kuchte en riep Tijn naar me toe, die aan de rand van het water met schelpen en zand aan het spelen was. Bewoog en sprak in hun brandende vizier. Ik wist het zeker.  Ze probeerden vast te analyseren of ik geschokt was? Misschien verwachtten ze een geruststellende glimlach van mij? Of niet. Stilte. Oef. wat een stilte.  Misschien waren ze gewoon een sigaretje aan het roken zoals ik in een flits zag en dachten ze helemaal niks. Zijn het van die mensen die geen schaamte kennen. En was dit enkel mijn gevoel.  Het ongemak werd voor mij echter zo groot dat ik vrij direct besloot het strandje te verlaten met Tijn voor een fietstochtje langs hetzelfde meer.

Geluiden en gewoontes van mensen om je heen. Je moet ermee dealen. Tenzij je jezelf opsluit in een hutje op een onbewoond eiland. Daar zou ik Adri, mijn -inmiddels tot cult verheven- buurman, niet zien en horen. God wat heerlijk.  Daar zou ik mijn bejaarde buurvrouw, links van mij, niet met een krakerig stemmetje horen praten tegen toevallig passerende vogeltjes in haar tuin, rondom haar geliefde vogelhuisje. In het licht van Adri’s acties, bestempel ik dit overigens als een matig vergrijp. Tevens zou ik haar niet horen klagen over een scheef hangend struikje of een geplet gladiooltje, waarbij haar krakerige stem in standje onverdraaglijk schiet. Haar valse pianospel, met als het tegenzit een stukje zang erbij.  De bejaardengeur die mijn neusgaten inkringelt als ze haar voordeur opent, omdat ik even wil vragen of ik Tijn zijn bal uit de tuin mag pakken. We zitten allemaal dicht op elkaar.  Te dicht. Deal with it. Dan kun je je overal wel aan irriteren ;-)….  De man die tegenover je in een Grand-Café zit  en uitvoerig in zijn neus peutert, net als je broodje vitello tonato voor je wordt neergezet.  De auto voor je die te langzaam rijdt als je haast hebt.  Een krijsende baby tijdens een prachtige voorstelling. Stiekeme voordringers bij de kassa.  Blije mensen als je je verdrietig voelt. Boze mensen als je blij bent. Starende mensen, gemene mensen, drama-mensen, zeurpiet-mensen, nep-mensen.  Bah.

Ach, gelukkig ben ik snel te resetten met van alles. Een mooi muziekje in een stille huiskamer. Een wandeling over het strand. Een goed gesprek met een fijn glas wijn. Tijn die voor een moment zijn kleine armpjes om mij heen slaat, omdat hij even wil knuffelen.  Heerlijk eten. Lieve familie. Mooie ervaringen en dito vriendschappen. Zolang de balans maar overhelt naar de goede kant. Dan kan ik zelfs, ja zelfssss……. buurman Adri aan ;-)  En dat is pas echt knap.  Kom maar op!

Note to Adri: mochten jouw ogen ooit mijn blogjes kruisen:  Ik meen het niet hoor. Jij bent het trouwens helemaal niet. Ha!  Nogmaals het berust allemaal op toeval. Ja, ik weet dat ik zing onder de douche en me soms in mijn hoofd haal dat het met die galm prachtig klinkt. Dat ik te hard op K3 en Kabouter Plop dans met Tijn. Mijn ventje vuurwerk-sterretjes laat afsteken in juli, ongehoord.  Vrienden heb die langskomen. Er een verdwaald visje kan liggen op mijn zonnescherm…..  Er wellicht nog vele andere verschrikkingen zijn in jouw ogen, met mij als buurvrouw. Maar tijdens deze ‘overtredingen’ bedenk ik me graag dat we dan quitte staan. Lief bekrompen buurmannetje van me! Bedankt voor de inspiratie. Trouwens.

GELUK EN GLAS BREEKT EVEN RAS

scherf gelukkopie

Rood. Ik zag heel veel rood.  Opeens, zomaar, van het ene op het andere moment.  Bloed.  Tijn gilde. ‘Tijn niks aan de hand. We gaan naar de dokter en die gaat het gewoon weer eventjes ‘maken’, zei ik. Zo stabiel mogelijk. Ik werd een beetje duizelig.  Durfde het eigenlijk niet maar keek toch maar weer even naar die plek… het was er echt. Er zat een soort gat in de zijkant van m’n pols, best diep en groot. Ongeveer 1,5 cm. Bloed vloog eruit. Jeetje, hoe kan dat nou? Kalm. Kalm. Niet bang zijn.  ‘Niks aan de hand hoor Tijn even een handdoekje erop en dan gaan we naar de dokter, wat een bloed he jeetje, schrok je? gek he. Sjongejonge …’   Ik ratelde door, het stelde mij zelf ook wel gerust.  Alles om niet te denken aan de plek waar het bloed vandaan kwam. Alles om de plotseling opdoemende horrorachtige beelden weg te drukken van lijkwitte mensen die daar bloeden… als ze dood willen. Misselijkmakend brein, stop met denken. Kalm. Niks aan de hand San. ‘Niks aan de hand hoor Tijntje!’  mijn stem klonk net iets te hard.

Het zou mooi weer worden. Ik had besloten dat ik even alles achter elkaar ging doen wat nog moest, dan konden we daarna lekker gaan genieten. Buiten.  Ontbijtje hadden we net achter de rug. De vaatwasser moest alleen nog even uitgeruimd worden. Terwijl ik de borden in de kast zette, gleed mijn blik langs de vissenkom. Frank&Stein keken mij verwijtend aan. Kak! Die vissenkom, die zou ik eigenlijk gisteren al schoon maken. Doe ik dat gewoon nu gelijk even. Hop! Hier met die kom.

Tijn vindt de vissenkom schoonmaken leuk .Frank&Stein die keihard weg zwemmen als mama ze wil vangen. Hilarisch. Spartelende beestjes in de 2 seconden droogte tijdens de verhuizing naar de soeppan of een andere bak. Boeiend. 1x spartelde Frank zo hard in het netje dat hij eruit vloog op het aanrecht. Tijn keek zijn ogen uit, toen ik hem razendsnel in mijn handen greep en hem verwilderd weer terug in het water terug gooide.  ‘Wow mama, Frank ging vliegen!’.

Maar vandaag deed Frank dat even niet. Vandaag ging alles goed.  Onder begeleiding van een ratelende Tijn die, staand op een krukje aan het aanrecht, de vissen toesprak. Hij vertelde ze dat ze zo weer terug mochten naar huis. Ik gooide het vuile water in de gootsteen. Kraan aan. Spoelen.  Mijn ogen keken naar opzij terwijl mijn handen verder werkten. Tijn gooide zijn spongebob poppetje in het water ‘Frankie.. Steinnie komt ie!’  Zucht. ‘Tijhijnnnnn niet doen dan schrikken ze!’.  KNAL. Hoe, wat of waarom, ik weet het niet.  Een harde knal. Overal glas. En dat rood……een klein riviertje van rood vocht kronkelde zich een weg tussen de stukjes glas door, in de gootsteen.

Twee verdovingsspuiten, 4 hechtingen en een tetanus prik later was alles weer rustig. Het glas en het bloed waren ook weg. Rustig. Alleen nog even niet in mijn hoofd. Besef dat het ook anders had kunnen aflopen. Slechter, zoals de arts had gezegd, was er eventjes. Maar, wegens nutteloos bevonden gedachte, weer snel verworpen.

Tijn was binnen met de bal aan het spelen. Sinds het WK-voetbal op tv is, denkt hij ook dat hij een voetbalheld is. Iets te overtuigend. ‘3,2,1 GO!!!’ De bal vloog in een boog door de kamer tegen glazen vazen aan, waarachter ik net een kopje thee dronk. Glas vloog weer in stukjes door de lucht. Gelukkig naast me dit keer.  ‘Ohw.Ohw. Sorry mama!’

Ach ik vond die vazen toch niks, ze stonden in de weg. Ook weer opgelost. Gezien de commotie van vanmorgen gedroeg ik me wat gelaten. Scherven. Scherven glas vliegen hier vandaag ruimschoots in het rond.

Scherven die geluk gaan brengen. Natuurlijk. Sjit. Wat een geluk heb ik. Gehad. Dat ook.

 

NEIGHBOURS. DE BUURMAN WAAR NIEMAND OP HOOPT.

gluren-669x297

Ik heb een buurman. Ik noem hem Adri Voyeuriski. Hij houdt namelijk met veel bezieling de buurt in de gaten.
Adri is niet de buurman waar iedereen op hoopt. Integendeel.  Adri is moeilijk in de omgang, heeft zijn eigen waarheid en is snel geïrriteerd.  Een verjaardag die onverwacht een beetje gezellig wordt rond 00.30 uur, met een decibel van 0,0005% wordt direct afgestraft.

Adri gaat vroeg slapen en heeft oren die geluid kunnen ontvangen tot aan Zuid-Frankrijk en weer terug, zo ongeveer.  Als Adri onverwachts wakker wordt van een verjaardags-HOERA , zijn de poppen aan het dansen. Hij schiet dan in zijn verwassen trainingsbroekje en begeeft zich pijlsnel richting mijn voordeur. Adri belt niet aan. Adri ramt. Nou ja. Mijn bel is ook stuk, lekker rustig. Enfin.  Als ik de welbekende ram op de deur hoor, schiet ik in de ‘I-can-handle-Adri-yes-I-can’ mantra. Daar heb ik een paar weken over gedaan, voordat deze werkte.
Ik zucht diep en doe de deur open. ‘Hallo Adri!’ Ik lach en straal hartelijk naar hem. Super lief! ‘Geen hallo. Stilte, kappen of politie’, is zijn gedoodverfde antwoord. Terwijl hij dit zegt kleuren zijn koontjes bozig rood, het is bijna schattig. Bijna. ’Ok Adri, fijne dromen!’, zing ik terug. Rustig blijven voelt aan als een overwinning.

Adri is een hufter. Ik vond eens een briefje onder de ruitenwisser van mijn auto met de tekst: ‘Graag melden bij mij. Adri’. Melden. Dus. Ik belde hierop keurig bij hem aan.  Er zat een kras op zijn auto, vertelde hij.  En dat had ik gedaan, want ik parkeer de auto ALTIJD scheef in.  Ik was te verbouwereerd om iets terug te zeggen, dus ben ik gewoon met een gnuif geluidje weggelopen. Dat leek mij de snelste oplossing.  ’s Avonds kwam zijn vrouw aan de deur met excuses. Zij had dat krasje op de auto gemaakt en haar man wist van niks, raar misverstand he? Excuses van Adri zijn er nooit gekomen.

Adri is een beetje eenzaam. Hij verveelt zich stierlijk als zijn vrouw naar haar werk is en zoekt dan afleiding. Die vind hij in mij. Ik raas zo’n beetje het leven door, in zijn ogen. Loop in en uit, heb vrienden en een tuin, waarin gepraat wordt. Adri houdt in de gaten wat er allemaal mis gaat, welke steekjes ik laat vallen. Deelt mee wanneer ik speelgoed moet opruimen uit de tuin omdat er een windje op kan zetten en alles dan ongetwijfeld lawaaierig gaat schuiven, dat soort dingen. Bijzonder attent. Één keer per jaar geeft hij invulling aan zijn passie: appels uit boomgaarden plukken. Adri heeft in deze weken soms zijn verzoen-momenten en brengt dan wel drie appels langs, alsof het goudstaven zijn.  Zomaar, zonder er iets voor terug te verwachten!  De buitenlucht heeft hem dan goed gedaan.

Adri weet mij altijd te verrassen. Gisteren had hij weer een ‘dingetje’.  Ik lag in de tuin van een laatste zonnestraal te genieten toen ik zijn welbekende, bezwete voorhoofd boven de schutting uit zag steken. “Sandra, Sandraaaa, halloooo?’, riep hij. ‘Hallo Adri’.  Het was even stil alvorens hij doorging met ‘Krijg ik nog beeld of blijf je liggen daar beneden’?.  ‘Ik blijf liggen Adri, wat is er?’.   En toen kwam ‘ie:  ‘Op je zonnescherm ligt een VIS, een dooie vis, zeker uit de bek van een vogel gevallen’…… Dat vond ik best humoristisch.  ‘Haha ok!’  zei ik spontaan, ik weet ook niet wat me bezielde? Oei. En daar was hij al: ‘Dat is helemaal niet ok, want daar komen heel veel gore vliegen op af. Je moet dat ding nu weghalen. En dan heb ik nog een verzoek. Wil jij die asbak uit de tuin halen, ik ruik hem ’s nachts nog, als ik in mijn bed lig’.

O, dat had ik nog niet verteld: naast zijn zeer scherpe oren, heeft hij ook een zeer scherpe neus. Die door muren heen ruikt enzo.

Alle mantra’s daar gelaten, ik vond het tijd voor de waarheid. Ik schonk hem hierbij mijn meest innemende glimlach. Terwijl ik nog steeds ontspannen achterover hing klonk daar mijn vriendelijke stem. ‘Heb ik je al eens verteld dat ik je een lul vind? Ja. Gewoon echt een lul. Dan weet je dat. Ik zal de gemummificeerde guppy weghalen voordat er vijfduizend strontvliegen omheen zwermen, maar volgens mij mag ik wél een asbak in mijn eigen tuin zetten. Dus die laat ik staan. En nu kappen, anders eh…politie’. Een weldadige stilte van toch wel 20 seconden volgde, wellicht uit verbazing.  ‘Nou als het zo moet, dan hoeft het allemaal niet meer’ mompelde hij. ‘Lijkt me een puik plan Adri’. Adri droop af naar binnen. Ik nipte zelfverzekerd van mijn limonade.

De rust was wedergekeerd. Maar voor hoe lang?

http://

TOT DE MAAN EN TERUG

tot de maan en terug

Tijn en ik liggen naast elkaar op zijn bed. Hij gaat zo slapen. Tijd voor een goed gesprek van kleuter tot mama. En niet andersom.  Hém laten praten en af en toe een vraag stellen of antwoord geven. Tijn heeft altijd teveel te vertellen als hij eigenlijk moet gaan slapen. Dat rekt de tijd lekker.  En ik geniet zo van deze momentjes, dat ik meestal doe alsof ik dat niet door heb.

‘Mama ik wil geen klein jongetje meer zijn,  groot zijn duurt nog HEEEEELLL lang. Veels te lang. Dat vind ik stom’.  ‘Aha. Ok. en wat is er leuk aan groot zijn, wat wil je dan allemaal doen?’

‘Nou, eerst moeten we een hele grote broek kopen als ik groot ben, want die kleine broekjes pas ik dan niet meer, ik ga natuurlijk niet in mijn blote kont hahaha!’  Ik glimlach. Een stilte volgt, Tijn denkt diep na en vervolgt: ‘En dan ga ik naar de hamsterwinkel en zeg ik dat ze nu eens nieuwe moeten geven en niet steeds diezelfde want dat vind ik pas echt stóm. Dan pak ik er zélf wel een heleboel van boven héél hoog uit die doos!’*

Tsja, worldproblems first. Maar er kwamen nog meer wensen uit:

‘Ik ga dan werken. Want dat moet. Anders heb ik geen centjes. Ik kan heel erg goed eten maken dus ik word kok. Dan gaan de mensen zeggen dat het echt héél erg lekker eten is en dan heb ik veel centjes om snoep en taart te kopen’. ‘Ik ga ook naar Amerika, of nee, éérst naar Spanje op visite bij Sinterklaas.  De kerstman woont in de winter en Sinterklaas in de zomer want dat heet Spanje’. ‘Ik krijg natuurlijk een andere naam als ik groot ben,  hoe ga ik dan heten?’ … ‘Ik doe dan een baby kopen en in jouw buik stoppen, want ik ga met jou trouwen mama.’ ‘Ik ga op alle bergen klimmen naar de wolken toe, want dat vond ik zo leuk in Italië op vakantie’. Hij wordt slaperig.

‘Ja dát wil ik. Allemaal!’  verzucht hij tevreden na zijn verwarrende opsomming en wat noodzakelijke herstelantwoorden van mijn kant.

‘En gelukkig zijn, wil je dat ook Tijn?’

Oei. Dat is een moeilijke vraag voor een kleuter. ‘Gelukkig zijn? Wat is dat dan mama?’  ‘Nou dat is als je altijd héél erg blij bent, niet vaak verdrietig en heel veel leuke dingen doet’. Tijn denkt na. ‘Ja dat wil ik, ik ga áltijd leuke dingen doen en nooit stomme dingen. Nooit’.  Dat is goed, doe dat maar.

Slaap zacht lieverd.

God, wat hou ik toch van dit kleine ventje en zijn visie op de wereld. Liefde tot de maan en terug, zoals hij dat zelf vandaag verwoorde.  Had hij op school gehoord. Mag hij nog heel lang zo blijven?  Mag hij nog heel lang zo simpel blijven denken? Mag ik hem behoeden voor al het lelijks dat op zijn pad komt? Gelukkig worden, het klinkt zo eenvoudig. Maar dat is het niet altijd. Of wel. Eigenlijk. Als je daarvoor zelf toe besluit.  Ik ga hem dat nog wel eens vertellen als hij groter is. Later.  De klok tikt zacht op de achtergrond, hij slaapt inmiddels. Twee knuffelhondjes tegen zijn gezicht.  Ik zit naast zijn bed en kijk naar hem, heel lang. Sla alles op. Zijn blonde haartjes zweterig door elkaar, zijn gezichtje…. zijn handjes.  Voor je het weet IS hij groot. En gelukkig. Natuurlijk. Want dat moet.

———

* Albert Heijn is tijdens deze WK-weken omgedoopt tot ‘de hamsterwinkel’ door Tijn. Ze geven bij de kassa een klein stoffen hamstertje bij elke 15 euri, die je kunt sparen. Er zijn zo’n 20 verschillende.  Ik denk dat de laatste 17 monstertjes pas over een paar weken vrij komen, om het extra irritant en teleurstellend te maken voor de kinderen.  Ik kan niks anders bedenken als ik naar de gigantische stapel dubbele hamsters kijk, hier in een pot. 

 

 

« Older Entries Recent Entries »