Category Archives: Moeder&Kind

GROEP 3

schoolklas-type-kind_1200_799_84_c1

Een briefje vliegt over mijn hoofd en landt op het tafeltje van Tijn in de klas. Ik zit daar samen met hem te kletsen voordat de schoolbel gaat. “Wat is dit nou weer mama?”, vraagt mijn ventje grijnzend. We vouwen het briefje open en er staat: ‘Tijn isz vlieft op Iris’. In rode stift, zonder spaties.
Lisa achter ons buldert van het lachen. Het is duidelijk dat dit schattige feeksje het briefje heeft geschreven. Tijn lacht ook. Gelukkig. “Ik ben niet velieft op Iris!” zegt hij. Iris hoort haar naam en kijkt om. “Dat heeft Lisa geschreven hoor, ik ben niet velieft”, roept hij nogmaals. Hij wappert met het briefje in zijn hand. Iris kijkt hem niet begrijpend aan.
Lucas -voor ons- wil ook wat kwijt. Hij vertelt dat Iris altijd kusjes geeft aan Tijn, bij het spelen op het plein en tijdens gym.

“Wat vind jij daarvan Tijn?” vraag ik.
“Ik vind dat niet erg. Wat vind je van mijn toversteen Lisa?” Lisa is de liefdessoap plots vergeten en vraagt of Tijn ijs kan toveren. Tijn laat het souvenir uit Egypte schitteren in de zon. Het is een groene steen met een plastic schorpioen erin. Lucas juicht. Er zijn tenslotte belangrijkere zaken dan verliefdheid. Veel belangrijkere zaken. Zoals een cornetto om half negen ‘s morgens.

FacebookTwitterGoogle+WhatsAppPinterestPrintEmailLinkedInDelen

MAANSTENEN

MAAN

Hij houdt een zwart steentje in zijn hand. “Dit is een maansteen”, zegt hij.
-”Oeh, dat klinkt bijzonder, hoe komen die hier?”
-”Die vallen ‘s nachts uit de lucht. Vanaf de maan natuurlijk”

-”Logisch. Maar als ik nu ‘s nachts naar buiten loop, krijg ik er dus eentje op mijn hoofd?”
“Neeehee, ze vallen alleen in de stadsspeeltuin, die is dicht ‘s nachts. Er liggen er daar heel veel”
-”Wauw. En hoe komen ze hier dan?”
Hij ziet een grotere zwarte steen, pakt hem op en twijfelt geen seconde over het antwoord.
-”Via de wind. Kijk, deze grote heeft veel wind nodig gehad om hier te komen, dat zie je omdat hij hier een beetje wit is.”
-”Helemaal vanaf de stadsspeeltuin in Hoorn naar Enkhuizen?”
-”Ja”
-”Dat is een lange reis”
-”Valt mee, vanaf de maan was het verder.”

De wind wappert door zijn witte haren, terwijl hij verder vertelt over de maanstenen en hoe ze hier komen. Ik geniet. Van de week gaan we maar eens naar de stadsspeeltuin. Deze magische plek moet herontdekt worden. Met windkracht 10, bij voorkeur.

WOORDEN

edr51-gelovendenkendoen (1)

Het gezin naast me op het strandje is luidruchtig aanwezig. Of liever gezegd zíj is luidruchtig aanwezig. Met een onvervalst Amsterdams accent vertelt ze over het overspel van Jan en hoe hij het nu allemaal wel kan schudden bij haar vriendin Melissa. ‘Melis’ had haar zelf verteld dat die kelerelijer nu op kon zouten. Op kon tieffussen naar die trut van hem. “En geef haar eens ongelijk!”, snerpt haar stem boven het vredige kabbelen van het water uit. Terwijl ze grijpt naar een fles wijn springen haar blondroze haren los uit een gouden haarklem. “Oh kut. Effe me haar doen!” Me. Sommige mensen schrijven dit bezittelijk voornaamwoord niet alleen op deze manier, maar spreken deze ook nog zo uit. Geinig.

Ik hoef mijn oren niet te spitsen om elk detail te verstaan, ze heeft de volumeknop op haar stembanden vol aangezet. Haar man knikt instemmend bij alles wat ze zegt terwijl hij nonchalant een blikje bier drinkt, afwezig, starend naar het water. Puberzoon verveelt zich. Zuchtend kijkt hij op zijn telefoon. “Zullen we gaan?” oppert hij.
Daar is madam niet van gediend.
“Zeg ik ben jouw gezeik helemaal zat! Klaar met je verveelde hasses. We zitten hier gesellúg op het kleedje en meteen wil je er weer vandoor. Zeker weer naar die kutcomputer van je! Weet je wat? Dan rotten we wel op!”

Als door een wesp gestoken springt ze op om alle spullen bij elkaar te rapen. Nijdig. De rozeblonde lokken schieten weer los. Het levert wederom een pislinke “kut!” op dat ontsnapt aan haar felroze gestifte lippen. Ik hoef niet te raden wat haar lievelingskleur is.
“Maar Mama?”, prevelt de puber
“Nee niks, we gaan! Henk! Henk, hallo?”

Manlief wordt uit zijn dagdroom gehaald. Kennelijk is hij zo gewend geraakt aan het snerpende stemgeluid van zijn vrouw, dat de hele commotie hem ontgaat.
Verward kijkt hij om zich heen en ziet dat zijn nachtegaaltje nagenoeg alles al heeft ingepakt. “Hè wat? Oh we gaan!”
Terwijl de laatste spullen haastig bijeengeraapt worden schreeuwt ze dat hij de barbecue ook wel kan vergeten. “Toch Henk?”
“Eh. Ja. Hè wat? Geen barbecue?”

Ze lopen van me weg. Haar schrille stemgeluid is nog lang hoorbaar, ik filter er slechts een paar woorden uit naarmate de afstand groter wordt. “Kutcomputer” en “klotejoch”, vang ik nog net op.

Puberzoon strompelt langzaam achter haar aan. Zijn schouders hangen naar beneden. Terwijl het geluid van het kabbelende water de plots oorverdovende stilte overstemt mijmer ik verdrietig over dat ‘klotejoch’ en wat er van hem terecht gaat komen. Gedachten die worden onderbroken door het bliepen van mijn telefoon. Het is Tijn op de Whatsapp. Hij stuurt me 50 random emoticons door elkaar vanaf de camping waar hij met zijn vader zit. Symbooltjes sturen is zijn idee van whatsappen. Sneller dan het licht stuur ik een hartje terug en bedenk me dat we wel kunnen gaat barbecuen wanneer hij terug is. Een moeilijk woord ‘Barbecuen’. Dat kan hij nog niet lezen. Daarom stuur ik nog maar een paar hartjes én een zonnetje.

Woorden komen wel. Woorden zijn niet altijd nodig. Woorden kunnen prachtig zijn maar ook veel meer kapot maken dan je lief is. Ik hoop hardgrondig dat mevrouw rozeblond zich dat op een dag gaat realiseren en per mail een hartje stuurt naar de ‘kutcomputer’ van haar ‘klotejoch’. Verdorie.

VERKERING

CHEY
Met z’n tweeën kwamen ze vanmiddag het IJsselmeer uit rennen, Tijn en zijn vriendinnetje Chayenne. ‘We hebben groot nieuws!’, gilde zij. ‘Jaaaaaaa mama écht hè!’, vulde Tijn aan.
‘Zooo vertel! Wat voor nieuws?’
‘We hebben verkering!’, klonk het trots in koor.
‘Wow echt? Tof hoor. Je wou toch nooit verkering Tijn?”
Hij schudde meewarig zijn hoofd, alsof ik iets heel doms vroeg. “Mama, let op. Nu Presley niet meer verliefd is op míj, maar op Matz, kan het! Nu hoef ik niet meer te kiezen. Dat zei Chayenne net”.
Eigenlijk wilde ik keihard lachen om deze onthulling, maar kleine casanova’s beledig je niet.

“Ah, ok. Nou gefeliciteerd dan maar, wat is dat eigenlijk, verkering?” Tijn haalde zijn schouders op, in zijn ogen was dit duidelijk het onbelangrijke gedeelte. Mijn kersverse schoondochter wist het gelukkig wel: “Dat is iets wat je op het schoolplein kunt zeggen tegen iedereen”

 

NIET INPAKKEN EN WEGWEZEN

tijn

Je kunt dan wel 8 zijn, maar als je in de wachtkamer zit bij de kindertandarts voor het vullen van je eerste gaatje, dan kruip je bij voorkeur gewoon bij mama op schoot. Veilig. Ik sla mijn armen om hem heen en vertel hem voor de zoveelste keer wat er gaat gebeuren. Dat vindt hij fijn, weten wat er gaat gebeuren. “Tijn, jij bent aan de beurt!” roept plots een vrouwelijke tandarts. Tijn slikt. Ik mag niet mee, dat weet hij. Alleen ouders met een kind van onder de 4 jaar mogen dat. Nog een kus.

Door de half geblindeerde ramen volg ik de onderkant van zijn benen en schoenen die schoorvoetend achter de tandarts aanlopen, tot ze uit het zicht zijn.
Toen hij jonger was hebben we best veel meegemaakt met hem. Hij had pech en lag meerdere keren in het ziekenhuis van een raar virus tot roodvonk, buisjes in zijn oren en weer naar pseudokroep. Alle medicijnen, narcoses, spuitjes, slangetjes en koorts hebben me niet harder gemaakt. Zelfs bij het vullen van dit gaatje, voel ik mijn hart een piepklein beetje breken. 25 minuten later zie ik de bekende onderbenen en schoenen weer naderen door het glas, dit keer in een drafje.

De deuren zwiepen open. Daar staat hij, mijn bink. Hij straalt. Trots. Zijn blonde haartjes door de war. “Alles ging goed, hij was heel stoer” zegt de tandarts. Tijn knikt. In de auto vertelt hij dat hij een klein beetje pijn voelde in het begin.

We rijden naar de speelgoedwinkel waar ik een buitenproportioneel cadeau aanschaf. “Moet ik het inpakken?”, vraagt de verkoopster. “Nee het is voor mij. Omdat ik stoer ben”, zegt hij. De smile van oor tot oor op zijn gezicht is mijn cadeau. We waren beiden super stoer, tenslotte. Niet inpakken en wegwezen.

HAAST

media_xll_1674641

Haast.
We hebben geen haast. Het is mooi weer tenslotte.
Hij zit achterop mijn fiets. “Jij bent het liefste jongetje van de wereld”…, zing ik zachtjes.
- “Mama dat zeg je nou altijd al!”
-”Oh moet ik daar maar even mee stoppen?”
-”Ja, daar ben ik al een beetje te groot voor gegroeid!”
-”Oké.. moet ik ook wat minder knuffelen?”
-”Nee dat mag wel.”
Mijn hand zoekt de zijne achter mijn rug. Hij grijpt hem vast. Ik zing maar over de tienduizend luchtballonnen van K3. Hij grinnikt.
Ik heb geen haast. Hij wel. De tijd vliegt. Te snel.

15 CENT

12087569_932753076796553_1462221863_n

Voor mij, bij de kassa van de supermarkt, stalden twee meisjes van rond de negen en twaalf jaar hun buit uit op de band. Ik zie chips van een c-merk, dito limonade en twee muffins. “Denk je dat het genoeg is?”, vraagt de jongste. “Ja, ik denk dat we nog geld overhouden ik kan heel goed rekenen”. Wat ik verder uit hun gesprek ventileerde was dat opa trakteerde. Ik vond ze schattig.

Door hun vrolijke gekakel heen klonk de stem van de cassière. “Dat is dan vijf euro vijftien”. Twee koppies keken haar ongelovig aan. De jongste porde met een knalrood hoofd haar vinger in de buik van haar zus. “Ik zei het toch, ik breng mijn muffin weg”. De oudste schraapte haar keel. “Eh, dat hebben we niet. We hebben maar vijf euro”. “Tsja, dan moet ik even naar achteren bellen”, zei de cassière, terwijl ze de telefoon al greep. “Ho wacht, ik geef het wel”, kwam ik tussenbeide. Ik ontving twee stralende lachjes en een heel erg dankjewel.

Buiten passeerde ik het tweetal. Terwijl ik mijn fiets van het slot haalde hoorde ik ze praten. “Dat is een moeder, dat zag ik, ze had een moeder-portomonnee en ze keek als een moeder, zag je dat? Iemand die geen moeder is geeft niet zomaar geld aan kinderen”. Haha! Heerlijk. Ik weet niet hoe moeders kijken of welke portomonnee ze doorgaans bezitten, maar deze voorstelling was mijn 15 cent meer dan waard. Ik fietste weg, kinderzitje op de bagagedrager, dat detail was hun kennelijk ontgaan. Thuis kijk ik in de spiegel. Een moeder. Ik kijk dus als een moeder. Grappig. Ik vind het een compliment.

12087569_932753076796553_1462221863_n

OVER LIEFDE EN HAMERHAAIEN

SANTIJN745007141_n

Liefde. Voordat jij er was kon ik het voelen voor familie, vrienden en geliefdes. Het kon diep gaan, die liefde. En ik dacht dat dat alles was. Toen jij – op 14 september 2009 om 23.58 uur – op mijn buik werd gelegd voelde ik een verbintenis, maar ik was ook overweldigd en in de war. Ik bedoel… je was er niet opeens, zomaar. Je was gewenst en ik had op je gewacht. Maar toch… toch kon ik je alleen maar stomverbaasd aanstaren.

We lagen met zijn tweeën in een kamer in het ziekenhuis. Het was doodstil, iedereen was al naar huis. Een zwak licht van een lantaarnpaal scheen door de kier van het gordijn over je gezichtje. Mijn vinger gleed over het kuiltje in je kin, hetzelfde kuiltje als ik. Je had een bos pikzwarte haartjes. Ik sprak tegen je, zei dat ik je mama was en dat wij voor altijd samen zouden zijn. Het was een vaststelling, vol verwondering. Maar er was ook onzekerheid. Want, mijn god, wat was je klein. Deed ik het wel goed? Je werd even van me weggenomen. Je maagje moest worden leeggepompt en tevens zou er melk ingepompt worden. Het leek uren te duren voordat ze weer terug kwamen en ze me jou weer terug gaven. Bezorgd keek ik naar je gezichtje en het was toen, op dat moment, dat er iets gebeurde in mijn lijf. Ik weet het nog precies. Over je wang liep een enkel traantje. Het dwarrelde al bij je kin. Het had al een korte weg bewandeld, zonder mij. Daar, bij dat traantje, voelde ik iets waar mensen weleens euforisch over spraken: moederliefde? Onvoorwaardelijke moederliefde. Althans, dat móest het wel zijn. Als door een bizarre oerkracht gedreven wilde ik jou plots met elke vezel van mijn lichaam beschermen en troosten.

Met jou, dicht tegen mij aan gleed de nacht voorbij. In onze eerste nacht, waarin ik ontelbare keren de zoete geur van je haartjes opsnoof, je handjes vasthield en je minstens 80 kusjes heb gegeven, begon deze liefde, die ik nog niet eerder had gevoeld. Liefde van een ander soort, van een andere dimensie. Morgen word je zes. Zes jaar alweer! Alsof het met één enkele knip van mijn vingers voorbij is gevlogen. En toch is er zoveel gebeurd en ben jij al zo gegroeid. Je bent een blij, lief, onbezorgd en ondeugend jochie. Morgen feest op school. Je wensen voor je feesthoed heb je al kenbaar gemaakt aan de juf. Het moet een hoed zijn met hamerhaaien en krokodillen (to be specific wink-emoticon ). Dat komt vast goed. Ik hou van je lieve gekke smurf. En morgen maak ik foto’s van jou en je hoed en is het feest met taart en cadeautjes. We gaan je verjaardag uitbundig vieren. En intern vier ik het jubileum van mijn zesjarige moederliefde. Hamerhaaien en krokodillen, typisch Tijn.

HAAIDIEDOEI!

11739588_887998511272010_1513685508_n

Ik riep vandaag “Haaidiehoo!!” tegen iemand. Als begroeting, in de supermarkt. Ik weet niet waar het vandaan kwam. Uit 1989 wellicht. Een irritantere begroeting kan ik even niet bedenken. Het klinkt net een tikkie té opgewekt. En toch zei ik het. Tijdens het uitspreken van de derde klemtoon: “hoo” was ik zelf ook verbaasd hoor. Als je net een keuze probeert te maken uit Lassie Toverrijst en Silvo basmatirijst dan is zo’n uitroep die je van achter verrast natuurlijk monsterlijk. Ik was wel zo verstandig om het daarbij te laten, na een ‘Hoi!’ die retour kwam. Het kan altijd erger. Mensen die na een begroeting door vragen. Vooral mensen die je al een tijdje niet hebt gezien en waar je even geen tijd voor hebt. “Gaat alles lekker?” valt nog mee, da’s best lief. Die kun je nog wegwimpelen met een vluchtige oprechte glimlach en een: “Ja heerlijk hoor. Haast haast! Doei”.

Maar er zijn er altijd mensen die -juist als je gillende haast hebt- eens flink de tijd willen nemen voor een persoonlijk interview. Of eigenlijk….hun bemoeierige aannames willen ventileren. Laatst trof ik er zo eentje….Iemand die niet het beste in mij naar boven haalt. Iemand die ik eigenlijk nauwelijks ken. Wellicht een keertje mee heb gesproken op een verjaardag. Een vage kennis. Zulke mensen kent iedereen toch? Ik noem haar Agatha, die naam past bij haar. Ze begon met “Zoooo je bent weer alleen hè, ik hoorde het laatst van Agnes. Gut, het is me allemaal wat. Tsja, nu moet je weer aan de man natuurlijk. (?) Zal wel niet zo makkelijk zijn. Mensen scheiden om níks tegenwoordig. Ik zei laatst nog tegen Pia, die van Ooms die gaat het nog moeilijk krijgen, helemaal alleen met Thijmen. Oh Tijn? Ja ok, Tijn bedoel ik. Nou meid, ik zou niet graag in je schoenen staan. Je redt het zeker maar net allemaal. Het is al een wonder dat je zo snel een huis vond, al is het in een buurt waar ik niet zou willen wonen hoor”… Ik liet een ongemakkelijke stilte vallen. Was ze klaar? Eigenlijk wilde ik gewoon wat sperziebonen en een pak yoghurt kopen. Ik was geenszins van plan om dat oubollige azijnmens de ins en outs van mijn privéleven te vertellen, welke ze onder het genot van een koffiekaakje weer door kon nemen met medeaagjes Pia en Agnes, van wie ik zo vluchtig ook even niet weet wie dat zijn. Bah!

Gelukkig doet de ongemakkelijke stilte vaak wél zijn werk. Ik glimlachte hierbij terwijl de gezichtsuitdrukking van Agatha van standje ‘rete nieuwsgierig’ naar standje ‘ongemakkelijk’ schoot. Dan zijn we er namelijk. Dan voelt ze wat ik voel. Ongemak. Met een kort doch opgewekt antwoord maakte ik me uit de voeten. De glimlach vastgebeiteld op mijn gezicht. Alsof dat de inwendige irritatie en het opkomende rotgevoel weg kon blazen. Eigenlijk wilde ik meer zeggen. Zelfs onaardig doen, maar dat is zinloos en zonde van de tijd.
Buiten kom ik erachter dat ik de yoghurt ben vergeten. Voor geen goud loop ik weer naar binnen. Geen zin in. Met veel plezier stop ik onderweg nog even bij de supermarkt vlakbij mijn huis. Mijn huis. Hij staat daar prima. Alles gaat goed. Ik ben zelfs gelukkig! Gelukkiger dan een verbitterde Agatha met koffiekaakjes vanachter de geraniums. Dat weet ik wel zeker. Mijn leven zit weer in de lift en dat heb ik lange tijd niet kunnen zeggen! Een lift die bij haar volkomen vastgeroest zit tussen haar krampachtige ideeën en negatieve overtuigingen. Want alleen vanuit stierlijke verveling kun je mensen zo benaderen. Dikke haaidiedoei Agatha!

THE FISHWIFE

viswijfHEADER

Tijns huid had dezelfde kleur als zijn haar toen hij vanmorgen wakker werd: spierwit.  Oei. Ventje is ziek. Ziek!  Direct schiet ik in de zorgmodus.  Even koorts opmeten.. hmmm. 39 graden.  Tijd voor ‘het dienblad’.   Tijn weet dat ook, als hij ziek is pakken wij het bloemetjes-dienblad. Daarop mag hij neerleggen wat hij lust en hoeft hij niets te eten wat hij niet wil. Dit is tevens een hele fijne graadmeter voor mij om in te schatten hoe ziek hij daadwerkelijk is.  Er was eens een keer dat ik het dienblad te vroeg pakte namelijk, nog net onder de 38 graden streek ik met mijn hand over mijn hart, waarop Tijn vijf pakjes smarties, een koekje en een ijsje erop knalde. Foutje.  Het dienblad wordt nu alleen ingezet boven de 38.5 graden. En met succes.

Nog steeds spierwit en wankelend op zijn benen van de koorts zie ik dat hij toch geniet van dit kleine momentje van macht.  ‘Tijn, een banaantje misschien? Een droog toastje?’…  ‘Neeeee, mama IK mag het hélemaal zelf weten en JIJ moet niets zeggen’. Ohja….  Tijn pakt een banaan van de fruitschaal en vervolgens duikt hij de kast in om een enkel droog toastje te pakken. Oei.  Die is echt ziek. Hop, naar boven in mijn bed en het dienblad ernaast. Helaas neemt hij geen hapje en ook geen slokje drinken. Wat nu? De zinnen verzetten.  Op zo’n moment haal je je beste vriendin tevoorschijn: de tablet. De tablet bevat tekenfilmpjes, oneindig veel tekenfilmpjes. In alle soorten en maten. Niet dat mijn kind daar van houdt, van al die soorten en maten. Hij wil meestal maar één ding kijken en dat is ‘Oggy en de kakkerlakken’.  Een soort Tom&Jerry maar zo mogelijk nog irritanter en niet alleen vanwege de achtergrondmuziek.  De drie kakkerlakjes uit deze oneindige serie zijn werkelijk onuitstaanbaar en hun hatelijke giecheltjes ook.  De giecheltjes hebben een eigen geluidsfrequentie: het laat zich het beste omschrijven als de chipmunks nadat ze drie liter helium hebben opgezogen.  Zo rond giechel 78 heb ik het meestal wel gehad en probeer ik hem ervan  te overtuigen om eens wat anders te bekijken maar dat heeft niet echt succes. Verder dan ‘Spongebob, the movie’ ben ik meestal nog niet gekomen en eigenlijk was die al aanwezig voordat de kakkerlakken hun digitale entree kwamen maken in mijn huis. En let’s face it, die Spongebobmovie is ook irritant.  Vooral als je tegen het einde van de film wordt geconfronteerd met de onsmakelijke poriën en rugharen van David Hasselhoff. Maar dat terzijde. Het kind is ziek en de kakkerlakken mogen aan. Het volume echter, dat mag wel wat zachter. ‘Maar dan kan ik het niet horen mama, écht niet!’

Een blik op zijn linkeroor vertelt me dat het daar niet zo goed mee gaat, deze is knalrood. Omdat de koorts maar niet zakt, de lamlendigheid ernstige vormen aanneemt en hij nog steeds niet wil drinken besluit ik toch om maar even een afspraak bij de huisarts te maken. Eenmaal daar ondergaat Tijn als een zielig hoopje ziek -vacuüm en koortsig tegen mij aangeplakt- wat onderzoekjes. Ai. Oorontsteking in fase 1…. we kunnen nog even wachten met de antibiotica, het nog even aanzien. Vooruit, want ik ben niet echt een voorstander van deze kuren.

Terug naar huis, in de auto. Eigenlijk moet ik nog even langs de supermarkt om wat boodschappen te halen, zou Tijn dat trekken? Op het moment dat ik me dat afvraag begint hij over te geven, een restje glijdt over mijn toegesnelde hand. Om vervolgens de rest van zijn maaginhoud te lozen in een boodschappentas die ik razendsnel tevoorschijn haal vanaf de achterbank. Mama’s kunnen alles op zo’n moment, zo ook gewoon doorrijden in een rechte lijn. Echter, schakelen daarbij is net iets  teveel van het goede. Daarvoor mis ik simpelweg even een derde of vierde hand… en een aantal vingers.  De auto komt met schokkende bewegingen en een raspend geluid tot stilstand. Gelukkig op een rustige weg net uit het centrum. Kalm. Even uitkotsen. Achter mij begint een auto te toeteren, met daarin een type tokkie zo vluchtig gezien, ook dat nog. Aangezien ik nog even niet bij machte ben om de auto te verplaatsen geeft hij gas en komt hij tot stilstand naast mijn raam, zijn raampje glijdt open en een stem buldert: ‘Moeten we ook niet doen hè, een wijf achter het stuur!!’  Razend werd ik. Normaal ben ik best wel van de keurige en aardige woorden maar ik had het even hélemaal gehad, bovendien steeg de zurige kotslucht mij naar het hoofd. ‘Hee Klootzak! Mijn kind kotst hier en ik kots van jou, dus kar even door met die noodharses van je!’ Zo. Hallo San. Noodharses? Volgens mij heb ik dat woord voor het laatst gebruikt in 1988, een woord dat ik als puber grappig vond, haha! Waar kwam dat vandaan? Uit de diepste krochten der onmacht?  Whatever. Ik zag dat hij onder de indruk was en hoofdschuddend reed hij door. Mooi. Ondertussen kon ik de mond van mijn arme ventje afvegen en zette ik verder koers naar huis.  Mannetje op bed met een zetpil. Rust. Vrijwel direct viel hij in slaap van alle commotie en onderzoeken op zijn lamlendige lijfje.

Tegen vijven werd hij wakker….. hij was een stuk opgeknapt. Zetpillen en slaap zijn fijne dingen als je een ziek kind bent. ‘Ik wil wel wat vissticks mama’. Natuurlijk, dat kan mama maken, vis.  Hoeveel wil je er dan Tijn?  ‘Hoeveel mag ik er?’, klonk hij verbaasd.  Hoeveel je er wilt. ’Dan wil ik er 15, maar 1 is ook goed’.  Ach gut, vast frustrerend als je maag wat anders zegt dan je hersens als je eens carte blanche krijgt bij iets wat je heerlijk vindt.  De visstick ging erin en bleef erin, zo ook nog een beker water. Tegen de avond steeg de koorts weer licht, maar zojuist is hij heerlijk in slaap gevallen.  Ik maak me klaar voor een onrustig nachtje.  Morgen zien we wel weer hoe het gaat.  We starten gewoon weer met dat dienblad en als de kakkerlakken beginnen te giechelen neem ik een time-out. Want dat heb je af en toe wel nodig als moeder, met een ziek kind. Voor je het weet tref je jezelf aan met je hoofd uit het raam van de auto …. scheldend als een ordinair viswijf.

 

 

 

 

STRONT AAN DE KNIKKER

headerpou

‘MYEAA-GNORF!’  klinkt het vanuit mijn tas. Een geïrriteerd, iets van knorrend geluidje. Een geluidje dat zich altijd wel lijkt te manifesteren als het doodstil is om mij heen.  Bij negeren herhaalt dit geluid zich elke 20 minuten ongeveer.  Er is ook weleens een ander geluidje hoorbaar. Een kreunend geluidje. Best gênant.  Als mensen mij verbaasd aankijken zet ik steevast mijn pokerface op.  Want eigenlijk is dit iets wat ik intern wil houden, ik schaam me ervoor.  Een soort van geheimpje. Iets dat grotendeels verstopt zit in de diepste krochten van mijn handtas. Vanuit het donker roept het me, éist het me en wíl het wat van me. Ik geef er niet altijd aan toe, want verdorie, het zou toch belachelijk zijn als ik bij elke kreun en steun klaar ga staan! Daahaag.  Totdat het na enige tijd dreigend begint te voelen,  de kreuntjes me loeihard toe lijken te schreeuwen, steeds dwingender. Tjsa, dan haal ik het weleens uit mijn tas om toe te geven aan zijn belachelijke, zeer onrealistische wensen. Steevast zwaar geïrriteerd, want het komt nooit uit. Het ding heeft de timing van een olifant die een porseleinen kast in springt. En het gekke is, met één simpele handeling kan ik hét elimineren! Maar ik kan het nog niet over mijn hart verkrijgen…. hoe graag ik dat ook zou willen.  Binnen afzienbare tijd gaat dat natuurlijk wel gebeuren!   Maar alvorens ik dat ga doen laat ik het doodgaan. Langzaam en pijnlijk, totdat de kreunen en knorren veranderen in smekende zachte piepjes. En die piepjes weer veranderen in een korte hakkelige ademhaling….waarop onverbiddelijk een zeer dramatisch klinkende laatste adem volgt, beeld ik mij zo vergenoegend in.  Dat is dan zéker zijn verdiende loon.

‘Pou!!’  Pou heet ‘ie.  Hij leeft in mijn telefoon en is zoals ze dat noemen het ‘virtuele huisdiertje’ van mijn vijfjarige zoon.  Tijn denkt dat hij ‘Poep’ heet.  Of hij vindt het leuk om hem zo te noemen. Daar bestaat nog enige twijfel over, aangezien Pou een bruingekleurde driehoek is. Meer niet. Een bruin-gekleurde-driehoek. Nou ja met ogen en een mond, dat wel.  En die driehoek nemen wij, of althans Tijn, heel erg serieus. Pou is een zeikerd. Hij heeft continu honger, dorst, is stinkend vies of wil spelen, met een balletje. Een heel irritant spelletje. Als we met het balletje spelen maakt Pou geluidjes van verrukking, zijn geluksindicator stijgt razendsnel als we dat doen. Dat is een bijkomend voordeel, bij andere spelletjes duurt dit veel langer. Daarom speel ik bij voorkeur samen met de bal.  Als zijn maag leeg is open ik de virtuele koelkast en koop eten voor hem. Fastfood, want ik hoop dat hij snel doodgaat. De ellende daarmee is dat Pou pedagogisch is geprogrammeerd. Bij een teveel aan junkfood wordt hij ziek, met een roodgloeiende thermometer in zijn mond en alles. Aan drama geen gebrek.  Dan eet hij niks meer, behalve broccoli, worteltjes en verstandige fruitsappen.  En dan heb ik het nog niet eens over dat wassen, wanneer POU-POEP vies is…..gadverdamme man wat duurt dat lang! Elk zwart stipje moet secuur worden weggeveegd met je vinger, zeker zo’n 3x sliden per vuiltje.  Mijn leven is een hel sinds Pou ten tonele is verschenen op mijn smartphone.  Soms wil ik hem slaan of weggooien, maar dat kan niet, want dan zou mijn telefoon stuk gaan. We kunnen eigenlijk wel stellen dat Pou mijn telefoon gijzelt. En steeds opnieuw wil onderhandelen. Als ik me beheers en hem met stalen zenuwen negeer verschijnt er een symbool van een worst of iets dergelijks op mijn schermpje en dat náást die klote geluidjes.

Tijn is GEK op Pou.  ‘Aaawww wat is ie lief hé mam, echt schattig’…. Tijn straalt als Pou aandacht van hem wil. Glunderend en vol liefde volbrengt hij zijn verzorgende taken, totdat Pou in optimale conditie is.  Steeds weer.  Hij laat het beestje ook zien aan zijn vriendjes en vriendinnetjes.  Vooruit, heel soms is Pou wel handig. Als ik te lang sta te kletsen met een vriendin in de supermarkt, of in de wachtkamer zit van de huisarts bijvoorbeeld. Tijn hoor je dan niet. Ideaal.  Hoe dan ook, zo kan het niet langer. Hij gaat eraan, die bruine. De pijp uit. Zoals ik al heb aangekondigd.  Gisteren deed ik een poging toen ik op Tijn aan het wachten was op het schoolplein, mijn vinger bewoog zich net naar het knopje ‘delete’ toen de schooldeuren openklapten. Mijn ventje -glunderend koppie, witblonde haren- rende stralend de deur uit en vloog me op de hals.

Hierna schreeuwde hij luidkeels zijn vraag:  ‘Mamaaaa heb je voor POEP gezorgd?!!!!’     ‘Jaa natuurlijk heb ik voor Poep gezorgd! Poep is niet vies, alles is okee!’     Wat de andere moeders op het schoolplein van deze dialoog vonden weet ik niet.  Ik wil het niet weten. Ik heb daar ook niet al teveel tijd voor, want ik moet voor poep zorgen.  Dat is tot nadere eliminatie van het hoopje stinkende rotstront namelijk mijn taak.

Pou

 

GEEF MIJ NU JE ANGST

header road sun

Vervolg op:   http://www.sandraooms.nl/algemeen/dubbele-salto-voorwaarts/

 

‘Ja dank u wel’  zei ze. Ze glimlachte, dapper. Oei. Nu begon haar lip te trillen. Niet nu, niet hier!  De sleutel die haar zojuist formeel in haar handen werd gedrukt brandde, alsof er een vuurstraal van dat stukje metaal af kwam, dat snijdend door haar vingers heen schoot en via haar hand doelbewust koers zette richting haar hart.

Kom op, niet hier!  ‘Nee ik ben écht heel blij hoor’, zei ze, in een reactie op de verontrustende blik van de persoon die hem haar had gegeven. ‘Is dit alles? Dan wil ik graag gaan.’ Godsamme nu werden haar ogen vochtig. Nee hè, toch nog 1 handtekening ergens gemist. Ze pakte de pen en probeerde met vaste hand de laatste handtekening te zetten. Een trillerig dom krabbeltje was het resultaat. ‘Ja ok dank U. Dan ga ik nu hè, dag’. Verward greep ze alle papieren bij elkaar, het welkomstkado en die sleutel. Die sleutel, ze hield hem stevig vast. Officiële zooi, wat duurt dat toch lang allemaal.  Ze spurtte naar haar auto, ging zitten en sloot de deur. Stilte. De vuurstraal had haar hart bereikt. Ja verdomme, laat het maar komen dan, die tranen, ze was nu toch alleen.

Dit had ze niet aan zien komen, die waterval, maar oef, best fijn dat het er even uit stroomde. Het zat er waarschijnlijk de hele tijd al, de afgelopen maanden… toen ze bezig was met het uitwerken van diverse plannen. Na die ene beslissing, die sprong.

Gewoon huizen kijken, voelen hoe elk huis voelde, wikken en wegen. Meubels kopen, administratieve zaken afhandelen en spullen inpakken. Dat allemaal. Gewoon. Doen. Bezig zijn. Boven alles de zorg voor haar kind voorop gehouden. Want er was niets belangrijkers, dan dat dit voor hem allemaal soepel moest verlopen. Maar nu, nu greep ze even haar moment, liet ze alles gaan. Accepteerde ze dat niet alles maar vloeiend over hoefde te gaan. Liet ze alles wat vast had gezeten in haar lichaam even los, het mocht. Ze zag -via de achteruitkijkspiegel- de receptioniste van de woningbouwvereniging bezorgd naar haar auto turen. Laat maar, laat maar gaan…..

‘Geef mij nu de nacht, ik geef hem je morgen terug’… Vanuit het niets sprong haar autoradio aan, loeihard. Dat deed hij verdomme wel vaker die radio, zelfs als de contactsleutel er niet in zat. Genoeg om al haar zenuwen op scherp te zetten elke keer, kippenvel te bezorgen. Ze had op Facebook al eens gevraagd hoe dat in godsnaam mogelijk was. Een paar technische verklaringen deden haar geloven dat dat dus kan, blijkbaar. ‘… Zolang ik je niet verlies, vind ik heus wel een weg met jou’. Guus Meeuwis horen zingen in deze toestand was grappig. Best grappig. Huilen ging over in stompzinnig lachen. Volgens mij klonk ze als een loeiende wolf met ernstige keelproblemen. Bevrijdend, dat wel. Kom op, gassen. Ze zuchtte diep en reed naar de plaats van bestemming. De sleutel brandde al die tijd nog steeds in haar hand. Daar was haar nieuwe voordeur. Ze liet de sleutel voorzichtig in het slot glijden. En daar in die lege woonkamer kwam de dankbaarheid, de hoop, de blijdschap. Ook dat mocht haar overvallen. Een nieuwe start. Het was zover. Het nieuwe hoofdstuk kon beginnen. Ze was er klaar voor.

Bedankt lieve vrienden en familie voor de hulp in mijn huis en het opvangen van Tijn tijdens deze drukke dagen, vol muurverf, dozen en schoonmaakzooi. Ik zit op mijn plek. Het is prachtig hier, schitterend huisje. Het gaat goed. Alles gaat goed. Met Tijn ook. Blik op vooruit. De feestdagen tegemoet zien met mijn mini-ventje. Ik kijk er naar uit. Gordels vast, op weg naar 2015.

Zolang ze zich niet verliest, vindt zij heus wel een weg met Tijn ;-)

 

 

GELUK EN GLAS BREEKT EVEN RAS

scherf gelukkopie

Rood. Ik zag heel veel rood.  Opeens, zomaar, van het ene op het andere moment.  Bloed.  Tijn gilde. ‘Tijn niks aan de hand. We gaan naar de dokter en die gaat het gewoon weer eventjes ‘maken’, zei ik. Zo stabiel mogelijk. Ik werd een beetje duizelig.  Durfde het eigenlijk niet maar keek toch maar weer even naar die plek… het was er echt. Er zat een soort gat in de zijkant van m’n pols, best diep en groot. Ongeveer 1,5 cm. Bloed vloog eruit. Jeetje, hoe kan dat nou? Kalm. Kalm. Niet bang zijn.  ‘Niks aan de hand hoor Tijn even een handdoekje erop en dan gaan we naar de dokter, wat een bloed he jeetje, schrok je? gek he. Sjongejonge …’   Ik ratelde door, het stelde mij zelf ook wel gerust.  Alles om niet te denken aan de plek waar het bloed vandaan kwam. Alles om de plotseling opdoemende horrorachtige beelden weg te drukken van lijkwitte mensen die daar bloeden… als ze dood willen. Misselijkmakend brein, stop met denken. Kalm. Niks aan de hand San. ‘Niks aan de hand hoor Tijntje!’  mijn stem klonk net iets te hard.

Het zou mooi weer worden. Ik had besloten dat ik even alles achter elkaar ging doen wat nog moest, dan konden we daarna lekker gaan genieten. Buiten.  Ontbijtje hadden we net achter de rug. De vaatwasser moest alleen nog even uitgeruimd worden. Terwijl ik de borden in de kast zette, gleed mijn blik langs de vissenkom. Frank&Stein keken mij verwijtend aan. Kak! Die vissenkom, die zou ik eigenlijk gisteren al schoon maken. Doe ik dat gewoon nu gelijk even. Hop! Hier met die kom.

Tijn vindt de vissenkom schoonmaken leuk .Frank&Stein die keihard weg zwemmen als mama ze wil vangen. Hilarisch. Spartelende beestjes in de 2 seconden droogte tijdens de verhuizing naar de soeppan of een andere bak. Boeiend. 1x spartelde Frank zo hard in het netje dat hij eruit vloog op het aanrecht. Tijn keek zijn ogen uit, toen ik hem razendsnel in mijn handen greep en hem verwilderd weer terug in het water terug gooide.  ‘Wow mama, Frank ging vliegen!’.

Maar vandaag deed Frank dat even niet. Vandaag ging alles goed.  Onder begeleiding van een ratelende Tijn die, staand op een krukje aan het aanrecht, de vissen toesprak. Hij vertelde ze dat ze zo weer terug mochten naar huis. Ik gooide het vuile water in de gootsteen. Kraan aan. Spoelen.  Mijn ogen keken naar opzij terwijl mijn handen verder werkten. Tijn gooide zijn spongebob poppetje in het water ‘Frankie.. Steinnie komt ie!’  Zucht. ‘Tijhijnnnnn niet doen dan schrikken ze!’.  KNAL. Hoe, wat of waarom, ik weet het niet.  Een harde knal. Overal glas. En dat rood……een klein riviertje van rood vocht kronkelde zich een weg tussen de stukjes glas door, in de gootsteen.

Twee verdovingsspuiten, 4 hechtingen en een tetanus prik later was alles weer rustig. Het glas en het bloed waren ook weg. Rustig. Alleen nog even niet in mijn hoofd. Besef dat het ook anders had kunnen aflopen. Slechter, zoals de arts had gezegd, was er eventjes. Maar, wegens nutteloos bevonden gedachte, weer snel verworpen.

Tijn was binnen met de bal aan het spelen. Sinds het WK-voetbal op tv is, denkt hij ook dat hij een voetbalheld is. Iets te overtuigend. ‘3,2,1 GO!!!’ De bal vloog in een boog door de kamer tegen glazen vazen aan, waarachter ik net een kopje thee dronk. Glas vloog weer in stukjes door de lucht. Gelukkig naast me dit keer.  ‘Ohw.Ohw. Sorry mama!’

Ach ik vond die vazen toch niks, ze stonden in de weg. Ook weer opgelost. Gezien de commotie van vanmorgen gedroeg ik me wat gelaten. Scherven. Scherven glas vliegen hier vandaag ruimschoots in het rond.

Scherven die geluk gaan brengen. Natuurlijk. Sjit. Wat een geluk heb ik. Gehad. Dat ook.

 

TOT DE MAAN EN TERUG

tot de maan en terug

Tijn en ik liggen naast elkaar op zijn bed. Hij gaat zo slapen. Tijd voor een goed gesprek van kleuter tot mama. En niet andersom.  Hém laten praten en af en toe een vraag stellen of antwoord geven. Tijn heeft altijd teveel te vertellen als hij eigenlijk moet gaan slapen. Dat rekt de tijd lekker.  En ik geniet zo van deze momentjes, dat ik meestal doe alsof ik dat niet door heb.

‘Mama ik wil geen klein jongetje meer zijn,  groot zijn duurt nog HEEEEELLL lang. Veels te lang. Dat vind ik stom’.  ‘Aha. Ok. en wat is er leuk aan groot zijn, wat wil je dan allemaal doen?’

‘Nou, eerst moeten we een hele grote broek kopen als ik groot ben, want die kleine broekjes pas ik dan niet meer, ik ga natuurlijk niet in mijn blote kont hahaha!’  Ik glimlach. Een stilte volgt, Tijn denkt diep na en vervolgt: ‘En dan ga ik naar de hamsterwinkel en zeg ik dat ze nu eens nieuwe moeten geven en niet steeds diezelfde want dat vind ik pas echt stóm. Dan pak ik er zélf wel een heleboel van boven héél hoog uit die doos!’*

Tsja, worldproblems first. Maar er kwamen nog meer wensen uit:

‘Ik ga dan werken. Want dat moet. Anders heb ik geen centjes. Ik kan heel erg goed eten maken dus ik word kok. Dan gaan de mensen zeggen dat het echt héél erg lekker eten is en dan heb ik veel centjes om snoep en taart te kopen’. ‘Ik ga ook naar Amerika, of nee, éérst naar Spanje op visite bij Sinterklaas.  De kerstman woont in de winter en Sinterklaas in de zomer want dat heet Spanje’. ‘Ik krijg natuurlijk een andere naam als ik groot ben,  hoe ga ik dan heten?’ … ‘Ik doe dan een baby kopen en in jouw buik stoppen, want ik ga met jou trouwen mama.’ ‘Ik ga op alle bergen klimmen naar de wolken toe, want dat vond ik zo leuk in Italië op vakantie’. Hij wordt slaperig.

‘Ja dát wil ik. Allemaal!’  verzucht hij tevreden na zijn verwarrende opsomming en wat noodzakelijke herstelantwoorden van mijn kant.

‘En gelukkig zijn, wil je dat ook Tijn?’

Oei. Dat is een moeilijke vraag voor een kleuter. ‘Gelukkig zijn? Wat is dat dan mama?’  ‘Nou dat is als je altijd héél erg blij bent, niet vaak verdrietig en heel veel leuke dingen doet’. Tijn denkt na. ‘Ja dat wil ik, ik ga áltijd leuke dingen doen en nooit stomme dingen. Nooit’.  Dat is goed, doe dat maar.

Slaap zacht lieverd.

God, wat hou ik toch van dit kleine ventje en zijn visie op de wereld. Liefde tot de maan en terug, zoals hij dat zelf vandaag verwoorde.  Had hij op school gehoord. Mag hij nog heel lang zo blijven?  Mag hij nog heel lang zo simpel blijven denken? Mag ik hem behoeden voor al het lelijks dat op zijn pad komt? Gelukkig worden, het klinkt zo eenvoudig. Maar dat is het niet altijd. Of wel. Eigenlijk. Als je daarvoor zelf toe besluit.  Ik ga hem dat nog wel eens vertellen als hij groter is. Later.  De klok tikt zacht op de achtergrond, hij slaapt inmiddels. Twee knuffelhondjes tegen zijn gezicht.  Ik zit naast zijn bed en kijk naar hem, heel lang. Sla alles op. Zijn blonde haartjes zweterig door elkaar, zijn gezichtje…. zijn handjes.  Voor je het weet IS hij groot. En gelukkig. Natuurlijk. Want dat moet.

———

* Albert Heijn is tijdens deze WK-weken omgedoopt tot ‘de hamsterwinkel’ door Tijn. Ze geven bij de kassa een klein stoffen hamstertje bij elke 15 euri, die je kunt sparen. Er zijn zo’n 20 verschillende.  Ik denk dat de laatste 17 monstertjes pas over een paar weken vrij komen, om het extra irritant en teleurstellend te maken voor de kinderen.  Ik kan niks anders bedenken als ik naar de gigantische stapel dubbele hamsters kijk, hier in een pot. 

 

 

DUBBELE SALTO VOORWAARTS

ddjdjd

Gewoon die trap op, de duikplank aflopen, je tenen over de rand, één keer diep ademhalen… en springen maar.

Ik keek over mijn schouder naar achteren en liep dan vaak weer terug. Rende tegen beter weten in, weer hard terug naar mijn veilige basis, daar beneden op de grond. Ergens.  Een basis die eigenijk al jaren geleden een illusie was geworden. Warm, veilig en vol liefde was deze al lang niet meer. Een strijd die al was gestreden. En die we hadden verloren. Dik.  In het begin was ik nog een ster in het ontkennen, maar het afgelopen jaar was er geen ontkennen meer aan.  Hoe ga je met zoiets om. Hoe aanvaard je dat?  Dat je hebt verloren. Écht.  Dat de veerkracht er serieus niet meer in zit.

Het gevecht ging door. Steeds weer had ik ruzie met die duikplank die mij al die jaren in zijn greep hield. Ik stond daar maar in het midden,  ijsberend, nutteloos op en neer. Vertwijfeld, in tranen. Stampvoetend of gewoon…. doodstil.  Lamgeslagen.  Zoekend.  Niet zelden ontvluchte ik die stomme plank even helemaal.  Om te verdwijnen in het niets.  Zinloos natuurlijk.

Soms, zag ik hem in de verte. Hij stond op een andere duikplank hetzelfde gevecht te voeren. “Loop dan door,” schreeuwde hij. “Ja jij dan!”, schreeuwde ik terug. Vervolgens werd het weer een tijdje stil.  We lagen inmiddels al jaren apart, op onze eigen plankjes, een eigen leven daar weer omheen gebouwd.  Die basis daar, ergens, op de grond was allang vervaagd. Op het belangrijkste wat ons bindt na, een mensje van vlees en bloed.  Ons vlees, ons bloed.  Dat mensje is ontzettend gelukkig en had niks door. Daar zorgden we wel voor.  En daar gaan we nog steeds voor zorgen. Dat hij gelukkig blijft. Intens gelukkig.

De mensen direct om mij heen wisten het al wat langer. Familie en goede vrienden hebben het gevecht ook gezien. Nu maak ik het voor iedereen bekend. Ik ben gesprongen, het diepe in. Onbekend en toch bevrijdend. Hij ook, even verderop.  Tijn springt met ons mee. In het midden. We houden hem goed vast.

 

 

 

 

HA. SCHOOLVAKANTIE, LEKKER RUSTIG!

KAT

6.00 uur. Ik word wakker van geluiden. Als ik besef wat voor geluiden het zijn, ben ik geïrriteerd. BOINK.BOINK. En het langer aanhoudende: BOOHOOOOIIIIINK!! Krassende pootjes en vervolgens een gil die door merg en been gaat, zo luid.

Als een gefrustreerde kamikaze ramt Pip, onze roodharige kat, zijn inhoudsloze schedel tegen zijn kattenluikje in de voordeur. Steeds weer. Hij heeft er zo eentje met een magneetje. Een magneetje om zijn halsband zorgt ervoor dat het luikje openklapt en hij naar binnen kan. Zo tref ik geen andere kattenvisite aan in huis.

Enfin, dat bandje met dat magneetje is hij dus weer eens kwijt geraakt. Ik verdom het om nogmaals een nieuwe aan te schaffen voor zes hele euries. Hij bekijkt het maar.

‘Ooohh mama… dat is Pip, doe jij hem even naar binnen’ gaapt Tijn, comfortabel in zijn superman pyjamaatje vanuit zijn warme bed. Sjit. Die kat heeft hem wakker gemaakt. ‘Tijn, slapen!’, roep ik om vervolgens vloekend naar beneden te lopen en de voordeur te openen. Hij wint, dat stomme beest. Als hij met z’n zeiknatte modderpoten naar binnen loopt, krijg ik nog een standje ook. Een miauw die afwijzend klinkt en boos.

Snuivend loop ik weer naar boven, in de hoop nog een half uurtje te kunnen slapen. 6.10 uur. Ik lig. Zucht. ‘Mahaaam, Pip heeft vast honger. Ik geef hem wel eventjes vleesjes te eten’. Klinkt het, klaarwakker, in het donker. Kleutervoetjes rennen uit bed. ‘Tijn ga nou nog eventjes slapen het is nog midden in de nacht’. ‘Nou okay dan’, is het antwoord. Voetjes lopen terug. Stilte volgt. Voor minstens, 5 gezegende minuten. Ik hoor het tikken van de klok. Heerlijk. M’n ogen sluiten zich nog even, klaar om weg te zakken in een nevelige droom. Voetstappen klinken op de trap, naar boven. Het is de kat, zijn voetstappen klinken als een mens, zo luid. De eerste keer schrok ik daar ook van. Het went.

‘PPRRRRRRTT PPRRRRTTTTT’, klinkt het luid in mijn oor. Pip spint en ik ben vergeten m’n slaapkamerdeur dicht te doen. Zwarte moddervlekken op mijn kussen. Ik kijk op de klok: 6.20 uur. Pfffffff. ’Mam, het is écht wel goedemorgen hoor, ik kom eraan!’ Nog voor ik heb kunnen roepen dat dat echt niet het geval is, staat Tijn al naast me. En roept: ‘Hee Pip! Kom maar lekker bij ons liggen’. De kleutervoet stapt op mijn buik en een een mini handje grijpt mijn arm als hij in bed klautert. AU. ’Tijn, nu moet je heel goed luisteren. Iedereen slaapt nog, wij gaan dus ook -gewoon- nog eventjes slapen. Echt’. ’Mag ik dan bij jou slapen mama?’ In de hoop op een positief antwoord, krijg ik zijn dikste plofzoen op mijn wang en aaitjes over m’n haar. Ik moet toch even glimlachen, oh wat een slijmbal! Het werkt, dit keer… ‘Ja dat mag, als je écht heel erg stil bent, nu dus slapen hè’, zeg ik en draai me om. Koude kleine voetjes wurmen zich tevreden tussen mijn benen, om zich op te warmen.

Zo liggen we even.

6.45 uur. ‘Ik denk dat Barbapapa of Sesamstraat nu op tv is, wat denk jij?’ vraagt Tijn. Vervolgens beweegt het matras alle kanten op. ‘Pippieeee blijven liggen! Hee, ik pak je wel!’ Voetstappen stampen weer over me heen alsof ik een voorwerp ben in plaats van een mens. AUHAUWW! ‘Tijn doe eens rustig!’. ‘Jaa ik heb hem, ik ga weer liggen!’

Ik zucht. Ik accepteer, het is kansloos. Vakantie of niet. Uitslapen kan ik vergeten. Ik pak de afstandsbediening en zet de tv aan. Barbapapa’s veranderen net in vleermuizen. Hij had gelijk.

Nog heel even rustig liggen en dan een ontbijtje maken. En o,ja het is schoolvakantie. Wat zullen we vandaag weer eens doen?

Eerst toch maar weer een magneetje kopen bij de dierenwinkel, met een nog steviger bandje.

 

 

 

 

 

OVER KLEUTERTROEP EN -LOGICA

kleutertroep

“Mama, wat een héle mooie ring heb jij!”, zegt Tijn (4) tegen me. “Maar WAAR zijn je andere ringen nou?” Huh? Dat mag je zeggen. Die lagen daar toch óók. In dat bakje? Ik zoek me -voor zeker vijf volle irritante minuten- een ongeluk. Naarstig, in alle bakjes en laatjes. Totdat ik opeens hoor: “TADAAAAA!!!! Hier zijn ze mama, ik had ze verstopt in de wc-rol!” Twee kleine handjes in de lucht, met daarin mijn ringetjes. Een gezicht stralend van trots, want hij had ze toch maar mooi ‘gevonden’.

Bedenken dat hij ze nooit had mogen verstoppen deed hij écht even niet, op dat moment.

Tijn komt wel vaker met dingetjes die ik niet helemaal kan volgen. Zijn kleuterbrein blijft in beweging, zet hem aan tot denken, analyseren, onderzoeken en helaas -in sommige gevallen dan- doen.

Hij was laatst gebiologeerd door het putje in de wasbak en de afvoer van de wc. “Waar gaat al dat water nou toch allemaal héén mama?” De uitleg dat alles via een hele grote buis, onder de grond, naar ‘het riool’ ging, was blijkbaar niet voldoende. Een paar dagen later zei hij: ‘Mama, ik heb iets in het putje gegooid, zullen wij dat dan nu weer even gaan ophalen bij het riool, daar heb ik zin in. Waar zit dat? Bij de supermarkt?” Dat waren mijn kleine zilveren oorbelletjes. Dus. “Ik dacht dat we ze gewoon weer konden ophalen, hoor, mama”. Zucht.

Verstoppen en onderzoeken zijn favoriet. Met Pasen was hij zo druk met het verstoppen van zijn chocolade-eieren dat hij op een gegeven moment eigenlijk ook niet meer wist waar ze allemaal lagen. Er worden er nog steeds twee vermist.

Gék word ik vaak van die troepjes die overal liggen. Op de meest belachelijke plekken. Bewust stout, onbewust in de snelheid….. Of gewoon omdat Tijn zelf serieus heeft bedacht dat het bijzonder lief/ handig/logisch is, om iets juist op die plek neer te leggen:
Een kleiwerkje met stro onder mijn dekbed. Plastic soldaatjes in de wasmachine. Knikkers in zijn kussensloop. Paperclips -pardon: toverpijlen- in zijn broekzak. Zijn mooiste schelpen in de bestek-la. Gemummificeerde spinnen in mijn bodylotion. Bloemetjes in mijn schoenen…En dan hebben we het nog niet eens over zijn uitpuilende jaszakken: hij heeft namelijk -hoe georganiseerd- 1 jaszak voor zijn buitenspulletjes (takjes, blaadjes, beestjes) én 1 jaszak voor zijn binnenspulletjes (troep).

‘Ruim je spulletjes nou eens op waar het hoort’, zeg ik vaak.

Door een kleine opening van een vaas propte hij laatst een broodje kaas, waar hij blijkbaar geen trek meer in had. De vuilnisbak is dan lang niet zo interessant. Hij was zo geconcentreerd bezig met het proppen, dat hij niet hoorde dat ik de woonkamer al was ingestapt. Ik betrapte hem op heterdaad. “Gááátver Tijn!” Van schrik vloog hij een halve meter de lucht in.

Dan krijgt hij straf. Geen lunchdate met een meisje uit zijn klas bijvoorbeeld,op de gang staan óf een hele dag geen snoep.

Toch vrees ik dat, ondanks de straf, uitleg en standjes, de verstop-manie van al die troep nog lang niet voorbij is. Het is een zeer hardnekkig kleuter activiteitje van hem geworden. En dat ‘onderzoeken’ ook. Laatst vroeg ik of hij mijn mooie lippenstift misschien ergens had gezien.

Zijn antwoord: ‘Ja, dat weet ík toch niet mama, dan moet je je eigen troep maar beter opruimen’.

“MAM, JE MOET NU GAAN, GA NOUWWW!”

285679_337394449665755_87395805_n

Mijn ventje betrad op 16 september 2013 als verse 4-jarige onwennig de kleuterschool. Hangend op mijn arm, zijn armpjes veel te stevig om mij heen… Verlegen en vol spanning. Onzekere, licht vochtige oogjes keken me aan. Ik fluisterde in z’n oor dat het allemaal goed zou komen en dat het heus, echt waar, heel erg leuk wordt – op school.

En dat is het, leuk! Sinds dag 1 is het de traditie dat ik samen met hem, op zijn kleine kleuterstoeltje, innig verstrengeld wacht tot de schoolbel gaat. We lachen, praten, delen geheimpjes uit en knuffelen. Soms laat hij me een recent kunstwerk zien dat hij heeft gemaakt. Na de bel nog een laatste kus, zwaai en dan gaat mama. Maar altijd toch, nog even, die stiekeme knipoog van mij door het raampje van de klas naar m’n knulletje … ‘doeehoeeg’ lach ik. Ik krijg een verlegen lachje terug, z’n handje gaat nog even omhoog… *Zucht, schatje*

Sinds een paar dagen is het anders.
Hij gaat zitten op z’n kleuterstoel en ik zit ervoor, op m’n hurken, mijn gezicht naar hem toe. Dat ging zomaar, die verandering van positie. Ik geef hem een kusje en zeg ‘veel plezier’…

‘Mam ga nouwww, de bel gaat zo’ zegt hij weer. Hij duwt me een klein beetje weg en zijn ogen volgen een stoeipartij die ergens plaats vindt, achterin de kring. Een paar aanwezige ‘grote’ jongens van ruim 5 jaar hebben de grootste lol. Tijn kijkt ze met een scheef lachje en vol bewondering aan. Ze zien hem niet.

‘Nou daag Tijn, ik ga nu he!? Tot straks!’

Hij hoort me al niet meer…

Sjit. Begint dat loslaten nu al? ;-)

« Older Entries