Category Archives: Inspiratie

ANDERS

Different

De roodharige puber met pukkeltjes en sproeten had zijn blikje redbull al op de lopende band van de kassa gezet. Er was even geen balkje die zijn boodschap van de mijne moest onderscheiden dus na een gepaste ruimte begon ik mijn boodschappen achter zijn blikje te stallen. “Oooh jeetje!! Hoe moet dat nu?” riep hij plots paniekerig terwijl hij met zijn handen mijn boodschappen naar achter schoof. Even bestudeerde ik hem, om te kijken wie ik voor me had. Hij was een tikje ‘anders’ zag ik nu. Al vind ik ‘anders’ een stom woord, wat is normaal en wat is ‘anders’ tenslotte. Dat. Enfin, om het toch te duiden: hij leek iets lager begaafd, door zijn motoriek en reactie. Mijn gedachten werden onderbroken door zijn geroep om een balkje. “Balkje, ik moet een balkje, joehoe, balkje?!”

“Hee joh, rustig maar”, probeerde ik hem te kalmeren, “we zeggen zo gewoon dat dit blikje van jou is, er is niks aan de hand!”
Hij werd rustig. Het was hem duidelijk dat alles goed zou komen. “Ik wil je wel helpen met jouw boodschappen hoor?” zei hij, opeens, uit het niets. Een snelle schakelaar. Zijn handen graaiden al naar de zak appels in mijn mandje. “Wauw. Wat tof van jou! Ik heb weer veel te veel meegenomen, ja leg alles maar neer!” Terwijl hij druk bezig was en mij vertelde dat de chocomel die ik had aangeschaft écht heel erg lekker is, had de caissière inmiddels een nieuw balkje naar achteren geschoven. Ik plaatste deze achter zijn blikje.

Het was zijn beurt om af te rekenen. Het werd me duidelijk dat hij zijn aankoop zorgvuldig had voorbereid. “Ik weet dat je me twintig cent terug moet geven”, zei hij tegen de caissière, “maar dat is een fooi, voor jou, dat mag je houden”
Mijn hart gloeide. Een FOOI! Dat verzin je toch niet? De caissière bedankte hem beduusd.
“Wat ben jij een kanjer!” riep ik, uit de grond van mijn hart.
“Ach. Het is niks bijzonders. Zo ben ik”, antwoordde hij met een verlegen lachje , terwijl hij achteloos zijn schouders ophaalde. Zoals pubers dat kunnen doen. Alleen was dit geen normale puber, maar een heel speciale. Anders. Buitengewoon. Zo is hij, hij zei het zelf.

FacebookTwitterGoogle+WhatsAppPinterestPrintEmailLinkedInDelen

MUZIEK IS EMOTIE

vrolijke-muursticker-muzieknoten-5736

“Buurman Piet, mag ik wat vragen? Een beetje brutaal?”
Mijn bejaarde buurman knikt instemmend. Orgelmuziek van zijn hand klinkt iets te hard door zijn zelfgemaakte boxen (“Niet zachter zetten, de boxen moeten trillen”).
Het geluid overstemt de bonkende, bijna ritmische klanken van de zuurstoftank in de hal. Zojuist stapte ik over slangetjes heen die vanuit zijn neus door de kamer slingeren naar deze tank. Hij wilde dat ik zijn cd ging beluisteren. “Dat hoesje. Die knop. Ja zo”.
-”Waar geniet je nou van, zo elke dag? Ik bedoel… je longen, nou ja. Die doen het bijna niet meer. Je handen doen pijn. En je hebt enge blauwe plekken waar je trouwens naar moet laten kijken. Dat terzijde. Geniet je nog?”
-”Ja. Van muziek. Pomtiedom. Hoor je het? Henny (zijn overleden vrouw) moest mij altijd aantikken. Op mijn schouder. Want dan kwam ik er niet uit. Uit die muziek. Begrijp je dat? Muziek is emotie”
-”Ja” zeg ik.
We zwijgen en luisteren. Wel een half uur lang. Stiekem kijk ik naar hem. Af en toe. Ik zie de beroering. En de schittering in zijn ogen wanneer er ongetwijfeld een herinnering voorbij vliegt. Want plots zie ik hem glimlachen of neuriën.

Dat pakken ze hem niet meer af. Muziek is in staat om filmpjes uit het verleden naar boven te halen en deze af te spelen in je hoofd. Soms deelt hij een vlaag van zijn filmpje tussen het luisteren door. Ik neem een nipje van de wijn. Chardonnay uit een kartonnen doos. Ik mocht het zelf inschenken. Witte uit de blauwe doos voor mij en rode uit de paarse doos voor hem. De paarse doos stond ook in de koelkast, maar daar zei ik niks van. Ook de goudse kaas die we delen sneed ik eerder in blokjes.
Muziek is emotie. Na vanavond ben ik ervan overtuigd. Als ik dat al niet was.

WOORDEN

edr51-gelovendenkendoen (1)

Het gezin naast me op het strandje is luidruchtig aanwezig. Of liever gezegd zíj is luidruchtig aanwezig. Met een onvervalst Amsterdams accent vertelt ze over het overspel van Jan en hoe hij het nu allemaal wel kan schudden bij haar vriendin Melissa. ‘Melis’ had haar zelf verteld dat die kelerelijer nu op kon zouten. Op kon tieffussen naar die trut van hem. “En geef haar eens ongelijk!”, snerpt haar stem boven het vredige kabbelen van het water uit. Terwijl ze grijpt naar een fles wijn springen haar blondroze haren los uit een gouden haarklem. “Oh kut. Effe me haar doen!” Me. Sommige mensen schrijven dit bezittelijk voornaamwoord niet alleen op deze manier, maar spreken deze ook nog zo uit. Geinig.

Ik hoef mijn oren niet te spitsen om elk detail te verstaan, ze heeft de volumeknop op haar stembanden vol aangezet. Haar man knikt instemmend bij alles wat ze zegt terwijl hij nonchalant een blikje bier drinkt, afwezig, starend naar het water. Puberzoon verveelt zich. Zuchtend kijkt hij op zijn telefoon. “Zullen we gaan?” oppert hij.
Daar is madam niet van gediend.
“Zeg ik ben jouw gezeik helemaal zat! Klaar met je verveelde hasses. We zitten hier gesellúg op het kleedje en meteen wil je er weer vandoor. Zeker weer naar die kutcomputer van je! Weet je wat? Dan rotten we wel op!”

Als door een wesp gestoken springt ze op om alle spullen bij elkaar te rapen. Nijdig. De rozeblonde lokken schieten weer los. Het levert wederom een pislinke “kut!” op dat ontsnapt aan haar felroze gestifte lippen. Ik hoef niet te raden wat haar lievelingskleur is.
“Maar Mama?”, prevelt de puber
“Nee niks, we gaan! Henk! Henk, hallo?”

Manlief wordt uit zijn dagdroom gehaald. Kennelijk is hij zo gewend geraakt aan het snerpende stemgeluid van zijn vrouw, dat de hele commotie hem ontgaat.
Verward kijkt hij om zich heen en ziet dat zijn nachtegaaltje nagenoeg alles al heeft ingepakt. “Hè wat? Oh we gaan!”
Terwijl de laatste spullen haastig bijeengeraapt worden schreeuwt ze dat hij de barbecue ook wel kan vergeten. “Toch Henk?”
“Eh. Ja. Hè wat? Geen barbecue?”

Ze lopen van me weg. Haar schrille stemgeluid is nog lang hoorbaar, ik filter er slechts een paar woorden uit naarmate de afstand groter wordt. “Kutcomputer” en “klotejoch”, vang ik nog net op.

Puberzoon strompelt langzaam achter haar aan. Zijn schouders hangen naar beneden. Terwijl het geluid van het kabbelende water de plots oorverdovende stilte overstemt mijmer ik verdrietig over dat ‘klotejoch’ en wat er van hem terecht gaat komen. Gedachten die worden onderbroken door het bliepen van mijn telefoon. Het is Tijn op de Whatsapp. Hij stuurt me 50 random emoticons door elkaar vanaf de camping waar hij met zijn vader zit. Symbooltjes sturen is zijn idee van whatsappen. Sneller dan het licht stuur ik een hartje terug en bedenk me dat we wel kunnen gaat barbecuen wanneer hij terug is. Een moeilijk woord ‘Barbecuen’. Dat kan hij nog niet lezen. Daarom stuur ik nog maar een paar hartjes én een zonnetje.

Woorden komen wel. Woorden zijn niet altijd nodig. Woorden kunnen prachtig zijn maar ook veel meer kapot maken dan je lief is. Ik hoop hardgrondig dat mevrouw rozeblond zich dat op een dag gaat realiseren en per mail een hartje stuurt naar de ‘kutcomputer’ van haar ‘klotejoch’. Verdorie.

TIJD

hoebehapje-1205_7

Op een zondag naar Ikea. Dan vraag je erom. Rijen dik vanaf de kassa tot aan de opgestapelde spaanplaten van whåtever.
Gezucht. Jengelende kinderen. Chagrijnige bezoekers met enkel een kaasschaaf in handen, terwijl ze de odeur van zojuist vermaalde Zweedse ballen uitstoten. Riekend uit hun mondholte bij elke vloek. Hè gezellig.

Ik was er ook zo één, met een kleine aankoop. Zonder de Zweedse delicatessen in mijn maag dan. Ik zocht wat anders, maar zo gaat dat als je je doel niet hebt gevonden in Ikea. Ongemerkt blijk je toch van alles nodig te hebben. Terwijl Afra en Frank voor me in de rij kibbelen over de keuze om rustig te wachten in deze massa of hun kingsize wijnglazen kapot te smijten tegen een bak afwasborstels, klinkt er een stem achter me. “Het is al Kerstmis daar, zie je dat?” Een vriendelijk gezicht van een meneer op leeftijd lacht me toe. Zijn vinger wijst naar een kersttafereeltje verderop. Lampjes en kerstballen blinken ons tegemoet in het licht van kille tl-lampen. Zijn ogen glinsteren en zijn bleke vingers klemmen zich stevig vast om een doos gouden kerstballen. “U lijkt daar vrolijk van te worden, houdt u van Kerstmis?”, vraag ik. Zijn glimlach verbreedt zich tot een innemende smile van oor tot oor. “Dit jaar wel, dan zie ik mijn kleinkinderen. Ik heb ze nog nooit ontmoet”

Wat volgt is een boeiende conversatie over zijn dochter die in Australië woont, inclusief het bewonderen van schattige kindersnoetjes in zijn portefeuille. We schuifelen langzaam richting kassa. In een ooghoek zie ik dat Frank zijn geduld verliest en hoor ik door de intercom dat Anna opgehaald wil worden uit Smålland. Het zijn achtergrondgeluiden geworden. Tijdelijke taferelen die er niet toe doen. Als ik na het afrekenen afscheid neem van Alfred wens ik hem alvast veel plezier. “Geniet. Ook van de voorpret. Hang gewoon die gouden kerstballen al op, oké?”
“Ja dat doe ik, het was gezellig, volgende keer bij jou!” roept hij me na. Ik grinnik om zijn gevatte grapje en check de tijd op mijn mobiel.

Een uur vroeger dan ik dacht. Wintertijd, en toch vliegt het voorbij. Afra vangt nog net op tijd haar glazen kelken op die bijna kapot knallen tegen de plots weigerende draaideur, haar wangen rood van irritatie. Ik geniet nog even na en neem er, gewoon, lekker even de tijd voor.

BOEFJE

STAT

Bij station Sloterdijk valt een man bijna letterlijk de coupé in. Op onvaste voeten, gestoken in versleten allstars wankelt hij recht op mij af. Ondanks de zee aan ruimte neemt hij plaats tegenover me. Zijn rooddoorlopen ogen kijken mij indringend aan. “Boefje”, zegt hij.

“Pardon?”
“Boefje”, herhaalt hij. Halverwege het uitspreken van dit woord zakt hij in een diepe slaap. Twee conductrices stappen enkele minuten later de coupé in. Onderzoekend glijden hun ogen over zijn uitgetelde lichaam. “Hallo. We zagen hem al, hoort hij bij jou?”
“Nou dat dacht ik niet”
Ze knikken instemmend. Duidelijk. Dit dronken varkentje gaan ze wel even wassen.
“Meneer. Hallo. Vervoersbewijzen” zegt de één.
“Dit werkt niet Carla. Laat mij maar”
Ze haalt diep adem en buldert dat hij wakker moet worden. Haar volume is zo indrukwekkend dat ze, wat mij betreft, direct aangenomen mag worden bij de viskraam op de markt. Stilte.
De man is op een andere planeet. Dit gaat hem niet worden .
Met veel interesse volg ik het tafereel.
Carla besluit tot een nieuwe maatregel. Ze begint voorzichtig met een licht tikje op zijn schouder, maar al snel schudt ze de man met twee handen door elkaar. Collega viswijf valt haar bij met de nodige krachttermen.
Het werkt. Hij wordt wakker.

“Laat me met rust!”
“Uw kaartjuhhhh!” buldert ze weer. Dit doet ze vaker. Ze heeft de skills van een sergeant in een militair strafkamp.
Meneer blijkt geen kaartje te hebben. Terwijl Carla hem de trein uit begeleidt bij station Purmerend buldert ze hem onnodig nog even na dat hij moet opsodemieteren.
Door het raampje heen zie ik hem ineenvallen op het perron.

“Eh. Mevrouw. Het is natuurlijk niet tof van dat kaartje. Maar hoe komt hij nu thuis?”
“Dat interesseert me geen reet. Na zoveel jaar werken in de trein heb je geen medelijden meer met zulke gasten. Geloof me. Had hij nog wat tegen je gezegd?”
“Eh, nou. Niet echt. Boefje. Haha!”
“Dat bedoel ik. Heel intimiderend voor een vrouw alleen in de trein. Kom Carla we gaan verder”

Terwijl we verder glijden over het spoor bel ik na enige twijfel de politie en vertel ze over een man die op de ijskoude tegels van perron Purmerend ligt te slapen. Ze beloven me even te kijken. Als ik uitstap in Hoorn zwaai ik nog even naar Carla en viswijf. Ze zwaaien hartelijk terug. Gezellig.

ROTBUI

BUI

Lunchpauze.

Ik stap stevig door wanneer een hagelbui mij overvalt tijdens een wandelingetje in het park. Venijnige ijsbolletjes slaan genadeloos tegen mijn wangen. ‘Verdomme!’ Hardop vervloek ik buienradar.
Natuurlijk heb ik juist vandaag mijn jas zonder capuchon aangetrokken. “Verdommûhhh!” roep ik weer. Vloeken voelt eigenlijk best lekker, zo, tegen het niets.

“Dat staat je niet!”
Hij laat me schrikken. De man die schuilt tussen de struiken. Ik waande me alleen. Verdomme. Eikel.
De eikel glimlacht naar me, vaderlijk. Hij heeft een hond. Eigenlijk best wel een lieve hond.
‘Hallo’ zeg ik daarom maar. Zo vriendelijk mogelijk.
‘Dat is beter’
‘Fijn. Ik ren weer verder. Succes!’

‘Als je lacht breekt de zon door hoor! Zul je zien’, roept hij me na.
Hou toch op man. Zo werken die dingen niet. Toch werp ik hem nog even een vluchtige glimlach over mijn schouder toe. Hij kan er ook niks aan doen, tenslotte.

Terwijl ik zeiknat het einde van het weggetje bereik breekt hij door. De zon. Zomaar.
Ik kijk achterom of ik hem nog zie. Die vriendelijke man. Hij is verdwenen. Mijn rotbui ook. Voor niks gaat de zon op.

AFSCHEID

afscheid

 ”Het is tijd. Ik ga nu even”

Het sinterklaasfeest bij mijn ouders onderbreek ik voor iets dat niet een andere keer kan. Nooit meer. Het is nu.

Het is nu dat ik de vertrouwde woning, naast mijn eigen huis bezoek. Voor het laatst. Maar wel voor het eerst door de voordeur. Geen rare sprong meer over het hekje dat onze achtertuinen scheidt. Dat zou raar zijn. Door zijn voorraam zie ik mensen staan die ik niet ken. Het voelt onwennig. Ik zag hem altijd alleen, zonder andere mensen erbij. Ze weten vast niet wie ik ben. Onzeker bel ik aan. Een puber opent achteloos de deur met een ‘hee’. Ik glimlach en volg hem geluidloos naar de woonkamer. Daar ligt hij. Piet. In een kist, met zijn foto erop. Dit was het dan. Ik loop naar hem toe en geef hem in gedachten een laatste groet.
Iemand tikt op mijn schouder. “Hallo, ik ben zijn zoon. Wie ben jij?”
“Ik eh.. Ik ben Sandra. De buurvrouw” stamel ik. Verdorie, waarom voel ik me nu zo opgelaten? Zijn zoon pakt mijn hand en schenkt me een warme lach.
“Liesbeth! Liesbeth, kom eens. Ze is er!”
Liesbeth is een naam die ik herken van de rouwkaart. Piet’s dochter, als ik me niet vergis. Een kordate vrouw met kort zwart haar stapt op me af. Ik steek mijn hand uit maar Liesbeth heeft iets anders in gedachten. Stevig pakt ze me beet en omhelst me. “Jij bent het dus. Sandra van hiernaast. Wat goed dat je er bent”
Zijn zoon valt haar bij. “Hij had het over je. Heel vaak. Dat hij niet alleen was. Dat we ons geen zorgen moesten maken. Want jij kwam toch op visite? Er moest altijd thee, wijn en kaas zijn voor als je misschien, toevallig, langs zou komen. Wat leuk om er nu een beeld bij te hebben”
Mijn ogen vulden zich met tranen. Wat een warmte. Wat een liefde. Wat mooi… postuum, zo duidelijk, die waardering van Piet.
We spraken nog even over de markante man die naast ons lag. Liefdevol. Lachend. Ik schaamde me niet voor de traan die over mijn wang gleed. Het was goed zo. Veel later dan gepland arriveerde ik weer op het sinterklaasfeest. Tijn sprong me tegemoet. “Mama ik heb Lego Starwars gekregen! Dit is een topdag!”
“Dat is tof lieverd”
Een legodoos of een klein gebaar kan de dag zomaar mooi maken. Of je het nu ontvangt of geeft. Iets om dankbaar voor te zijn.

OP HET LEVEN

images

Misschien had hij een tic? Terwijl we een luchtig gesprek hadden over onze kinderen schoten zijn armen soms willekeurig een kant op. Water inschenken leek hem enige moeite te kosten. Ik negeerde het maar.

We zaten in een restaurant. Onze jarenlange digitale vriendschap besloten we te vieren met een etentje. De gesprekken die we online voerden gingen moeiteloos over in een gesprek face to face. We spraken over de liefde, over het geluk dat hij hervonden had bij zijn nieuwe vriendin en over het leven an sich. Hoe alles zo snel gaat. Voorbij raast. Hoe de jaren wel lijken te vliegen. Plots viel hij stil. Zijn ogen dwaalden af naar het raam en staarden met een serieuze blik naar buiten.
“Wat is er? Is alles oké?” vroeg ik.
“Ja. Het is… Ik moet je iets vertellen. Ik heb Huntington. Daarom beweeg ik een beetje raar. Heb je dat gezien?”
“Ja”

We deelden een stilte. Ik kneep hem bemoedigend in zijn hand. Huntington, vroeg ik me hardop af. Wat is dat ook alweer precies? Hij wist het me haarfijn uit te leggen. Over hoe de eerste symptomen twee jaar geleden bij hem zijn begonnen. In zijn 41ste levensjaar, geheel volgens het boekje. Hij wist dat het kwam. Dat wist hij al als klein jongetje. Hij wist dat zijn leven rond zijn veertigste een onwelkome wending zou nemen die onomkeerbaar zou zijn. Met die wetenschap heeft hij altijd geleefd. Terwijl wij zorgeloos door leven en niet weten wanneer ons laatste uur zal slaan, weet hij het al die tijd al. Hij heeft nog een jaar of tien, zo ongeveer, daarna zal hij een kasplantje zijn. Hij bracht het nuchter. Hij weet ook dat hij dat niet gaat worden; een kasplantje. Hij heeft het gezien bij zijn moeder en tante. Hij heeft gezien hoe alle levenskracht langzaam hun brein en spieren verliet. Hoe ze staarden in het niets, de laatste tien jaar van hun leven. Een lege huls op een stoel, of bed.

Hij gaat ervoor zorgen dat hem dat niet gaat gebeuren. Terwijl ik me ongerust afvroeg of de euthanasiewet tegen die tijd wel aan zijn kant zal staan, lachte hij alweer. Laten we proosten, op het leven, zei hij. Met waterige oogjes prooste ik mee. Op het leven dan maar. Op het leven van deze mooie man, met zijn twee prachtige kleine kinderen, die gelukkig geen Huntington hebben. Op mijn leven, open en onvoorspelbaar. Op het leven in het algemeen. Op kerst. Op vriendschap. Op oud en nieuw en op de spuuglelijke kerstsokken van de man naast ons. Cheers!

Eenmaal buiten, op weg naar onze auto’s, liepen we langs een groepje jongeren. “Hee, moet je die man zien, hij is straalbezopen. Hij beweegt super raar!” lachten ze. Wij lachten ook. Want we wisten wel beter en gunden ze onwetendheid.
Hij maakte nog even een belachelijk sprongetje om ze nog harder te laten lachen. Op het leven, zei hij maar weer. Op het leven, lachte ik.

TANTE NETTY

visdrop

Tante Netty

Ze heette Tante Netty. Zo stelde zij zich voor. Ze was mijn tante niet, maar dat maakte mij niet uit. Want ze had snoep. Haar opvallende verschijning was excentriek en mysterieus. Tussen alle saaie mensen uit mijn straat was zij een verademing. Haar mollige lijf werd omhuld door flamboyante jurken met een vrolijk schreeuwende bloemenprint. Vaak in de kleuren rood, oranje en blauw. En dan dat kapsel van haar! Haar spierwitte haren lagen als een massieve, ondoorkambare bol op haar hoofd geboetseerd. Heel bijzonder, alsof ze koningin Beatrix was. Statig, vond ik.

Zoals elke dag liepen we met de buurtkinderen naar het enige verwaarloosde huisje in onze straat. Vertrouwd kropen wij ons een weg door het hoogbegroeide onkruid van haar voortuin richting voordeur. Kinderhandjes klepperden luidruchtig aan haar brievenbus en onze stemmen zongen geoefend -in koor- het bekende zinnetje: “Tante Nettyyyyy mag ik een snoepieeeee?” Ze was altijd thuis. Na wat gestommel opende ze met een frivole zwaai haar deur. Steevast met een stralende lach. ‘Halloooo lieverds, natuurlijk heb ik snoep!’ Ze had altijd dezelfde snoepjes. Visdropjes. Mijn favoriet. Voordat ik kennis maakte met Tante Netty had ik deze nog nooit in mijn mond gehad. Visdropjes zijn de enige dropjes die zoet en zout tegelijk zijn, alsof de makers ervan niet konden kiezen. Wanneer Tante Netty haar deur opende keken wij uit over stapels ondefinieerbare spullen in haar hal. Op de één of andere manier vond ik dat gezellig. Alsof de deur van een stoffig, interessant museum zich opende. Tussen al die spullen door krioelden ook nog eens de leukste katten. Wanneer Tante Netty op zoek was naar de pot drop sprongen de beesten nieuwsgierig om haar heen. ‘Mokka, ga opzij joh en jij ook Harlekijn!’ riep ze vermanend. Haar katten hadden de meest bizarre namen. Ach, alles was daar leuk. Tante Netty was de volwassen Pippi Langkous van de buurt.

Als ik een rommelmarkt hield op een kleedje in de straat en de verkoop viel wat tegen, dan hoefde ik enkel aan te bellen bij mijn Tante Netty om het even te melden. Even later kwam ze aan lopen met haar iconische rode tas, waaruit zij haar knalblauwe portemonnee tevoorschijn haalde. Ze kocht troep van me, dat zelfs in de vuilnisbak nog werd uitgescholden door overjarige ham. Zo was ze. Alsof ze diamantjes had gekocht liep ze er vrolijk weer mee naar huis. Er was vast nog ergens ruimte op de imposante berg spullen in haar huis.

Zo ging het jaren verder. Toen volwassenheid in mij sloop ving ik weleens wat dingen op van diverse buurtbewoners. Dingen waarvoor mijn oren eerder niet open stonden. Tante Netty was een ‘Kattenvrouwtje’, een immens verwaarloosde vrouw. Een eenzame vrouw bovendien, die het allemaal niet helemaal op een rijtje had daar in die bovenkamer. En dan dat vieze, vette haar boven op haar hoofd… het zat vast vol met luizen. De gemeente moest maar eens gebeld worden om daar een verontreinigingsteam heen te sturen. De vlooien sprongen er tegen het plafond! Bovendien kon je geen stap verzetten in dat huis zonder in de kattenstront te staan. Buurvrouw Nelleke had het geprobeerd. Het was een schande! Ze was degene die de keurige uitstraling van onze buurt bezoedelde, zo werd er gefluisterd.

Kinderstemmen vervaagden daar, in haar tuin, bij haar voordeur. We werden allemaal volwassen. Nieuwe, jonge, kinderen werd de weg niet meer gewezen naar haar huis, vol snoep en vrolijkheid. Het huis transformeerde in een soort spookhuis. Ik liep er nog weleens langs en soms probeerde ik stiekem schichtig naar binnen te kijken, door nieuwsgierigheid gedreven. Maar haar donkere gordijnen belemmerden mij het zicht.

Eerlijk gezegd moet ik schaamtevol bekennen dat ik niet weet wat er verder gebeurd is met ‘mijn’ Tante Netty. Schoolfeestjes, make-up, Madonna en (destijds) zeer veel andere belangrijke zaken namen mijn tijd in beslag. Gezien haar leeftijd bevindt ze zich momenteel niet meer op aarde. Maar voor mij is ze nog springlevend wanneer ik een overheerlijk visdropje in mijn mond laat glijden. Vorige week zat er eentje verstopt in een snoepzakje van Tijn. Onmiddellijk dacht ik aan die fantastische vrouw uit mijn verleden, met de prachtige jurken en de elegante haardos. Aan haar authentieke, oprechte en warme persoonlijkheid. Dit is wie zij was voor mij en hoe ze zal voortleven in mijn hoofd. Wat de rest ervan maakte is niet belangrijk. Dankjewel Tante Netty, voor alles. Heb je genoeg visdropjes daarboven om uit te delen?

JIJ

jij

Ik zit op de fiets. Ver voor me, aan de rechterkant, loopt een man op de stoep. Ik herken je. Rossig haar, die krul, die tred. Ik fiets harder, om jou zo gedag te gaan zeggen. Plotseling schrik ik. Want jij kunt hem helemaal niet zijn. Onmogelijk. Twee maanden geleden was ik namelijk op je begrafenis. Geen groet, geen bezorgde vraag van jou hoe het met me gaat. Geen vaderlijk advies. Geen gegniffel of lachen, met tranen in onze ogen, als we herinneringen ophalen. Geen vraag van mij hoe het met je sportwagen gaat die je al maanden aan het opknappen bent. Of wanneer ik die zeilles bij je zal nemen. Die zeilles die je me nu niet meer kunt geven. Heb je het druk daarboven? Net zo druk als dat je hier was? Geniet je daar net zoveel, zeker nu je niet meer hoeft te vechten? ….

Voor de zekerheid fiets ik nog even door in een sprint. Ik passeer de onbekende man en kijk om, wil uit nieuwsgierigheid tóch zijn gezicht zien. Nee, natuurlijk ben jij het niet. Maar heel even dacht ik  ….. dat jij het was.

PASSIE?!

passie header

10154987_642980785773785_6051474044264184041_n

 

‘I wasn’t lucky enough to have ever found what I wanted to do’, dat zegt de mevrouw hier boven op dat plaatje. Ze heeft nog nooit haar passie gevonden. Dat klinkt op de één of andere manier best treurig. Maar: ‘She did nicely’.  Nicely. Hmm…  Als ik naar haar kijk zie ik pretoogjes en een tevreden glimlach. Ze  heeft niet gevonden wat ze wilde doen in haar leven. Dat geluk was niet voor haar weggelegd zegt ze eigenlijk. Betreft dit alleen haar werk of haar instelling? Wat jammer dat ze geen antwoord kan geven. Heeft ze, gezien haar leeftijd, al rust met deze gedachte?

Ik geloof, bijvoorbeeld, niet dat de vuilnisman die hier vanmorgen zijn zoveelste stinkende emmer leegde in de vrachtwagen bezig is met zijn passie. Ik denk zelfs dat het gros van de mensen qua beroep niet hun passie uitvoeren, maar simpelweg geld moeten verdienen. Om van te kunnen leven. En ik hoop ook om van te genieten. Dat er misschien zelfs een passie is, waarin ze dat verdiende geld stoppen. Een boeiende gedachte als je bijvoorbeeld op een terrasje zit en een willekeur aan mensen voorbij ziet lopen.  Wie is er bezig met zijn passie?

Passie.

Ik vind het soms iets dromerigs hebben dat woord, iets om over te mijmeren. Een verlangen. Het doet mij denken aan gedachtes die ik als kind had over hoe ik later zou worden. De toekomst die ik verlangend bedacht voor mezelf was nog grenzeloos.  Heerlijk hoe kinderen kunnen denken.  Uiteraard zou ik actrice, popidool, of op zijn minst een uiterst interessante en charmante dame worden. Met zo’n roze jurk aan en blonde krullen. Een dolgelukkige dame ook natuurlijk.  Met een paleis, 5 kinderen en een prins. Ik had ook al bedacht hoe ik wilde heten later: Esmeralda!  Godzijdank namen mijn ouders mij niet zo serieus dat ze daadwerkelijk een naamswijziging hebben aangevraagd bij het gemeentehuis.

Naar mijn mening is passie een geheim ingrediënt dat je in alles stopt wat je doet. In zoveel mogelijk dingen dan althans. Is passie niet iets noodzakelijks dat je ergens moet vinden. Dat het ‘vinden’ ervan  een soort overgewaardeerde mythe is. Als het najagen van een pot goud die aan de onderkant van een regenboog zou moeten liggen.  Misschien is het ‘gewoon’ helemaal prima om het leven per dag te nemen en van alle kleine simpele dingen te genieten? De activiteit zelf is denk ik niet eens zo belangrijk. Het gaat erom dat je zo opgaat in deze bezigheid alsof het lijkt dat de tijd voorbij vliegt. Dat je je omgeving even vergeet en misschien ook jezelf.  Mensen met passie herken ik altijd aan hun energie, bevlogenheid en enthousiasme. Volgens mij heeft iedereen een passie op een bepaald gebied. Iedereen.

Passie.

Leven met hartstocht en verlangen. Er is altijd wel iets waar je het in kunt stoppen. Heeft de mevrouw op dat plaatje dat dan niet gedaan? Heeft ze altijd gedacht aan de dingen die ze nóóit zou vinden of kunnen, ook al wist ze niet eens wat die dingen waren? Heeft ze onbewust altijd zitten wachten op iets dat ze niet had?  Gewacht totdat passie haar pad zou kruisen? Misschien heeft ze wel hartstochtelijk veel van haar familie, vrienden, man en kinderen gehouden. Dat op zijn minst. Aan haar lieve tevreden gezichtje te zien wel. Ik zie geen verbittering. Maar toch, kon het plaatje maar even terug praten… Gewoon. Om mij gerust te stellen.   ;-)

Just wondering.