ROTBUI

BUI

Lunchpauze.

Ik stap stevig door wanneer een hagelbui mij overvalt tijdens een wandelingetje in het park. Venijnige ijsbolletjes slaan genadeloos tegen mijn wangen. ‘Verdomme!’ Hardop vervloek ik buienradar.
Natuurlijk heb ik juist vandaag mijn jas zonder capuchon aangetrokken. “Verdommûhhh!” roep ik weer. Vloeken voelt eigenlijk best lekker, zo, tegen het niets.

“Dat staat je niet!”
Hij laat me schrikken. De man die schuilt tussen de struiken. Ik waande me alleen. Verdomme. Eikel.
De eikel glimlacht naar me, vaderlijk. Hij heeft een hond. Eigenlijk best wel een lieve hond.
‘Hallo’ zeg ik daarom maar. Zo vriendelijk mogelijk.
‘Dat is beter’
‘Fijn. Ik ren weer verder. Succes!’

‘Als je lacht breekt de zon door hoor! Zul je zien’, roept hij me na.
Hou toch op man. Zo werken die dingen niet. Toch werp ik hem nog even een vluchtige glimlach over mijn schouder toe. Hij kan er ook niks aan doen, tenslotte.

Terwijl ik zeiknat het einde van het weggetje bereik breekt hij door. De zon. Zomaar.
Ik kijk achterom of ik hem nog zie. Die vriendelijke man. Hij is verdwenen. Mijn rotbui ook. Voor niks gaat de zon op.

FacebookTwitterGoogle+WhatsAppPinterestPrintEmailLinkedInDelen