Tag Archives: kind

TANTE NETTY

visdrop

Tante Netty

Ze heette Tante Netty. Zo stelde zij zich voor. Ze was mijn tante niet, maar dat maakte mij niet uit. Want ze had snoep. Haar opvallende verschijning was excentriek en mysterieus. Tussen alle saaie mensen uit mijn straat was zij een verademing. Haar mollige lijf werd omhuld door flamboyante jurken met een vrolijk schreeuwende bloemenprint. Vaak in de kleuren rood, oranje en blauw. En dan dat kapsel van haar! Haar spierwitte haren lagen als een massieve, ondoorkambare bol op haar hoofd geboetseerd. Heel bijzonder, alsof ze koningin Beatrix was. Statig, vond ik.

Zoals elke dag liepen we met de buurtkinderen naar het enige verwaarloosde huisje in onze straat. Vertrouwd kropen wij ons een weg door het hoogbegroeide onkruid van haar voortuin richting voordeur. Kinderhandjes klepperden luidruchtig aan haar brievenbus en onze stemmen zongen geoefend -in koor- het bekende zinnetje: “Tante Nettyyyyy mag ik een snoepieeeee?” Ze was altijd thuis. Na wat gestommel opende ze met een frivole zwaai haar deur. Steevast met een stralende lach. ‘Halloooo lieverds, natuurlijk heb ik snoep!’ Ze had altijd dezelfde snoepjes. Visdropjes. Mijn favoriet. Voordat ik kennis maakte met Tante Netty had ik deze nog nooit in mijn mond gehad. Visdropjes zijn de enige dropjes die zoet en zout tegelijk zijn, alsof de makers ervan niet konden kiezen. Wanneer Tante Netty haar deur opende keken wij uit over stapels ondefinieerbare spullen in haar hal. Op de één of andere manier vond ik dat gezellig. Alsof de deur van een stoffig, interessant museum zich opende. Tussen al die spullen door krioelden ook nog eens de leukste katten. Wanneer Tante Netty op zoek was naar de pot drop sprongen de beesten nieuwsgierig om haar heen. ‘Mokka, ga opzij joh en jij ook Harlekijn!’ riep ze vermanend. Haar katten hadden de meest bizarre namen. Ach, alles was daar leuk. Tante Netty was de volwassen Pippi Langkous van de buurt.

Als ik een rommelmarkt hield op een kleedje in de straat en de verkoop viel wat tegen, dan hoefde ik enkel aan te bellen bij mijn Tante Netty om het even te melden. Even later kwam ze aan lopen met haar iconische rode tas, waaruit zij haar knalblauwe portemonnee tevoorschijn haalde. Ze kocht troep van me, dat zelfs in de vuilnisbak nog werd uitgescholden door overjarige ham. Zo was ze. Alsof ze diamantjes had gekocht liep ze er vrolijk weer mee naar huis. Er was vast nog ergens ruimte op de imposante berg spullen in haar huis.

Zo ging het jaren verder. Toen volwassenheid in mij sloop ving ik weleens wat dingen op van diverse buurtbewoners. Dingen waarvoor mijn oren eerder niet open stonden. Tante Netty was een ‘Kattenvrouwtje’, een immens verwaarloosde vrouw. Een eenzame vrouw bovendien, die het allemaal niet helemaal op een rijtje had daar in die bovenkamer. En dan dat vieze, vette haar boven op haar hoofd… het zat vast vol met luizen. De gemeente moest maar eens gebeld worden om daar een verontreinigingsteam heen te sturen. De vlooien sprongen er tegen het plafond! Bovendien kon je geen stap verzetten in dat huis zonder in de kattenstront te staan. Buurvrouw Nelleke had het geprobeerd. Het was een schande! Ze was degene die de keurige uitstraling van onze buurt bezoedelde, zo werd er gefluisterd.

Kinderstemmen vervaagden daar, in haar tuin, bij haar voordeur. We werden allemaal volwassen. Nieuwe, jonge, kinderen werd de weg niet meer gewezen naar haar huis, vol snoep en vrolijkheid. Het huis transformeerde in een soort spookhuis. Ik liep er nog weleens langs en soms probeerde ik stiekem schichtig naar binnen te kijken, door nieuwsgierigheid gedreven. Maar haar donkere gordijnen belemmerden mij het zicht.

Eerlijk gezegd moet ik schaamtevol bekennen dat ik niet weet wat er verder gebeurd is met ‘mijn’ Tante Netty. Schoolfeestjes, make-up, Madonna en (destijds) zeer veel andere belangrijke zaken namen mijn tijd in beslag. Gezien haar leeftijd bevindt ze zich momenteel niet meer op aarde. Maar voor mij is ze nog springlevend wanneer ik een overheerlijk visdropje in mijn mond laat glijden. Vorige week zat er eentje verstopt in een snoepzakje van Tijn. Onmiddellijk dacht ik aan die fantastische vrouw uit mijn verleden, met de prachtige jurken en de elegante haardos. Aan haar authentieke, oprechte en warme persoonlijkheid. Dit is wie zij was voor mij en hoe ze zal voortleven in mijn hoofd. Wat de rest ervan maakte is niet belangrijk. Dankjewel Tante Netty, voor alles. Heb je genoeg visdropjes daarboven om uit te delen?

FacebookTwitterGoogle+WhatsAppPinterestPrintEmailLinkedInDelen

OVER LIEFDE EN HAMERHAAIEN

SANTIJN745007141_n

Liefde. Voordat jij er was kon ik het voelen voor familie, vrienden en geliefdes. Het kon diep gaan, die liefde. En ik dacht dat dat alles was. Toen jij – op 14 september 2009 om 23.58 uur – op mijn buik werd gelegd voelde ik een verbintenis, maar ik was ook overweldigd en in de war. Ik bedoel… je was er niet opeens, zomaar. Je was gewenst en ik had op je gewacht. Maar toch… toch kon ik je alleen maar stomverbaasd aanstaren.

We lagen met zijn tweeën in een kamer in het ziekenhuis. Het was doodstil, iedereen was al naar huis. Een zwak licht van een lantaarnpaal scheen door de kier van het gordijn over je gezichtje. Mijn vinger gleed over het kuiltje in je kin, hetzelfde kuiltje als ik. Je had een bos pikzwarte haartjes. Ik sprak tegen je, zei dat ik je mama was en dat wij voor altijd samen zouden zijn. Het was een vaststelling, vol verwondering. Maar er was ook onzekerheid. Want, mijn god, wat was je klein. Deed ik het wel goed? Je werd even van me weggenomen. Je maagje moest worden leeggepompt en tevens zou er melk ingepompt worden. Het leek uren te duren voordat ze weer terug kwamen en ze me jou weer terug gaven. Bezorgd keek ik naar je gezichtje en het was toen, op dat moment, dat er iets gebeurde in mijn lijf. Ik weet het nog precies. Over je wang liep een enkel traantje. Het dwarrelde al bij je kin. Het had al een korte weg bewandeld, zonder mij. Daar, bij dat traantje, voelde ik iets waar mensen weleens euforisch over spraken: moederliefde? Onvoorwaardelijke moederliefde. Althans, dat móest het wel zijn. Als door een bizarre oerkracht gedreven wilde ik jou plots met elke vezel van mijn lichaam beschermen en troosten.

Met jou, dicht tegen mij aan gleed de nacht voorbij. In onze eerste nacht, waarin ik ontelbare keren de zoete geur van je haartjes opsnoof, je handjes vasthield en je minstens 80 kusjes heb gegeven, begon deze liefde, die ik nog niet eerder had gevoeld. Liefde van een ander soort, van een andere dimensie. Morgen word je zes. Zes jaar alweer! Alsof het met één enkele knip van mijn vingers voorbij is gevlogen. En toch is er zoveel gebeurd en ben jij al zo gegroeid. Je bent een blij, lief, onbezorgd en ondeugend jochie. Morgen feest op school. Je wensen voor je feesthoed heb je al kenbaar gemaakt aan de juf. Het moet een hoed zijn met hamerhaaien en krokodillen (to be specific wink-emoticon ). Dat komt vast goed. Ik hou van je lieve gekke smurf. En morgen maak ik foto’s van jou en je hoed en is het feest met taart en cadeautjes. We gaan je verjaardag uitbundig vieren. En intern vier ik het jubileum van mijn zesjarige moederliefde. Hamerhaaien en krokodillen, typisch Tijn.

HAAIDIEDOEI!

11739588_887998511272010_1513685508_n

Ik riep vandaag “Haaidiehoo!!” tegen iemand. Als begroeting, in de supermarkt. Ik weet niet waar het vandaan kwam. Uit 1989 wellicht. Een irritantere begroeting kan ik even niet bedenken. Het klinkt net een tikkie té opgewekt. En toch zei ik het. Tijdens het uitspreken van de derde klemtoon: “hoo” was ik zelf ook verbaasd hoor. Als je net een keuze probeert te maken uit Lassie Toverrijst en Silvo basmatirijst dan is zo’n uitroep die je van achter verrast natuurlijk monsterlijk. Ik was wel zo verstandig om het daarbij te laten, na een ‘Hoi!’ die retour kwam. Het kan altijd erger. Mensen die na een begroeting door vragen. Vooral mensen die je al een tijdje niet hebt gezien en waar je even geen tijd voor hebt. “Gaat alles lekker?” valt nog mee, da’s best lief. Die kun je nog wegwimpelen met een vluchtige oprechte glimlach en een: “Ja heerlijk hoor. Haast haast! Doei”.

Maar er zijn er altijd mensen die -juist als je gillende haast hebt- eens flink de tijd willen nemen voor een persoonlijk interview. Of eigenlijk….hun bemoeierige aannames willen ventileren. Laatst trof ik er zo eentje….Iemand die niet het beste in mij naar boven haalt. Iemand die ik eigenlijk nauwelijks ken. Wellicht een keertje mee heb gesproken op een verjaardag. Een vage kennis. Zulke mensen kent iedereen toch? Ik noem haar Agatha, die naam past bij haar. Ze begon met “Zoooo je bent weer alleen hè, ik hoorde het laatst van Agnes. Gut, het is me allemaal wat. Tsja, nu moet je weer aan de man natuurlijk. (?) Zal wel niet zo makkelijk zijn. Mensen scheiden om níks tegenwoordig. Ik zei laatst nog tegen Pia, die van Ooms die gaat het nog moeilijk krijgen, helemaal alleen met Thijmen. Oh Tijn? Ja ok, Tijn bedoel ik. Nou meid, ik zou niet graag in je schoenen staan. Je redt het zeker maar net allemaal. Het is al een wonder dat je zo snel een huis vond, al is het in een buurt waar ik niet zou willen wonen hoor”… Ik liet een ongemakkelijke stilte vallen. Was ze klaar? Eigenlijk wilde ik gewoon wat sperziebonen en een pak yoghurt kopen. Ik was geenszins van plan om dat oubollige azijnmens de ins en outs van mijn privéleven te vertellen, welke ze onder het genot van een koffiekaakje weer door kon nemen met medeaagjes Pia en Agnes, van wie ik zo vluchtig ook even niet weet wie dat zijn. Bah!

Gelukkig doet de ongemakkelijke stilte vaak wél zijn werk. Ik glimlachte hierbij terwijl de gezichtsuitdrukking van Agatha van standje ‘rete nieuwsgierig’ naar standje ‘ongemakkelijk’ schoot. Dan zijn we er namelijk. Dan voelt ze wat ik voel. Ongemak. Met een kort doch opgewekt antwoord maakte ik me uit de voeten. De glimlach vastgebeiteld op mijn gezicht. Alsof dat de inwendige irritatie en het opkomende rotgevoel weg kon blazen. Eigenlijk wilde ik meer zeggen. Zelfs onaardig doen, maar dat is zinloos en zonde van de tijd.
Buiten kom ik erachter dat ik de yoghurt ben vergeten. Voor geen goud loop ik weer naar binnen. Geen zin in. Met veel plezier stop ik onderweg nog even bij de supermarkt vlakbij mijn huis. Mijn huis. Hij staat daar prima. Alles gaat goed. Ik ben zelfs gelukkig! Gelukkiger dan een verbitterde Agatha met koffiekaakjes vanachter de geraniums. Dat weet ik wel zeker. Mijn leven zit weer in de lift en dat heb ik lange tijd niet kunnen zeggen! Een lift die bij haar volkomen vastgeroest zit tussen haar krampachtige ideeën en negatieve overtuigingen. Want alleen vanuit stierlijke verveling kun je mensen zo benaderen. Dikke haaidiedoei Agatha!

THE FISHWIFE

viswijfHEADER

Tijns huid had dezelfde kleur als zijn haar toen hij vanmorgen wakker werd: spierwit.  Oei. Ventje is ziek. Ziek!  Direct schiet ik in de zorgmodus.  Even koorts opmeten.. hmmm. 39 graden.  Tijd voor ‘het dienblad’.   Tijn weet dat ook, als hij ziek is pakken wij het bloemetjes-dienblad. Daarop mag hij neerleggen wat hij lust en hoeft hij niets te eten wat hij niet wil. Dit is tevens een hele fijne graadmeter voor mij om in te schatten hoe ziek hij daadwerkelijk is.  Er was eens een keer dat ik het dienblad te vroeg pakte namelijk, nog net onder de 38 graden streek ik met mijn hand over mijn hart, waarop Tijn vijf pakjes smarties, een koekje en een ijsje erop knalde. Foutje.  Het dienblad wordt nu alleen ingezet boven de 38.5 graden. En met succes.

Nog steeds spierwit en wankelend op zijn benen van de koorts zie ik dat hij toch geniet van dit kleine momentje van macht.  ‘Tijn, een banaantje misschien? Een droog toastje?’…  ‘Neeeee, mama IK mag het hélemaal zelf weten en JIJ moet niets zeggen’. Ohja….  Tijn pakt een banaan van de fruitschaal en vervolgens duikt hij de kast in om een enkel droog toastje te pakken. Oei.  Die is echt ziek. Hop, naar boven in mijn bed en het dienblad ernaast. Helaas neemt hij geen hapje en ook geen slokje drinken. Wat nu? De zinnen verzetten.  Op zo’n moment haal je je beste vriendin tevoorschijn: de tablet. De tablet bevat tekenfilmpjes, oneindig veel tekenfilmpjes. In alle soorten en maten. Niet dat mijn kind daar van houdt, van al die soorten en maten. Hij wil meestal maar één ding kijken en dat is ‘Oggy en de kakkerlakken’.  Een soort Tom&Jerry maar zo mogelijk nog irritanter en niet alleen vanwege de achtergrondmuziek.  De drie kakkerlakjes uit deze oneindige serie zijn werkelijk onuitstaanbaar en hun hatelijke giecheltjes ook.  De giecheltjes hebben een eigen geluidsfrequentie: het laat zich het beste omschrijven als de chipmunks nadat ze drie liter helium hebben opgezogen.  Zo rond giechel 78 heb ik het meestal wel gehad en probeer ik hem ervan  te overtuigen om eens wat anders te bekijken maar dat heeft niet echt succes. Verder dan ‘Spongebob, the movie’ ben ik meestal nog niet gekomen en eigenlijk was die al aanwezig voordat de kakkerlakken hun digitale entree kwamen maken in mijn huis. En let’s face it, die Spongebobmovie is ook irritant.  Vooral als je tegen het einde van de film wordt geconfronteerd met de onsmakelijke poriën en rugharen van David Hasselhoff. Maar dat terzijde. Het kind is ziek en de kakkerlakken mogen aan. Het volume echter, dat mag wel wat zachter. ‘Maar dan kan ik het niet horen mama, écht niet!’

Een blik op zijn linkeroor vertelt me dat het daar niet zo goed mee gaat, deze is knalrood. Omdat de koorts maar niet zakt, de lamlendigheid ernstige vormen aanneemt en hij nog steeds niet wil drinken besluit ik toch om maar even een afspraak bij de huisarts te maken. Eenmaal daar ondergaat Tijn als een zielig hoopje ziek -vacuüm en koortsig tegen mij aangeplakt- wat onderzoekjes. Ai. Oorontsteking in fase 1…. we kunnen nog even wachten met de antibiotica, het nog even aanzien. Vooruit, want ik ben niet echt een voorstander van deze kuren.

Terug naar huis, in de auto. Eigenlijk moet ik nog even langs de supermarkt om wat boodschappen te halen, zou Tijn dat trekken? Op het moment dat ik me dat afvraag begint hij over te geven, een restje glijdt over mijn toegesnelde hand. Om vervolgens de rest van zijn maaginhoud te lozen in een boodschappentas die ik razendsnel tevoorschijn haal vanaf de achterbank. Mama’s kunnen alles op zo’n moment, zo ook gewoon doorrijden in een rechte lijn. Echter, schakelen daarbij is net iets  teveel van het goede. Daarvoor mis ik simpelweg even een derde of vierde hand… en een aantal vingers.  De auto komt met schokkende bewegingen en een raspend geluid tot stilstand. Gelukkig op een rustige weg net uit het centrum. Kalm. Even uitkotsen. Achter mij begint een auto te toeteren, met daarin een type tokkie zo vluchtig gezien, ook dat nog. Aangezien ik nog even niet bij machte ben om de auto te verplaatsen geeft hij gas en komt hij tot stilstand naast mijn raam, zijn raampje glijdt open en een stem buldert: ‘Moeten we ook niet doen hè, een wijf achter het stuur!!’  Razend werd ik. Normaal ben ik best wel van de keurige en aardige woorden maar ik had het even hélemaal gehad, bovendien steeg de zurige kotslucht mij naar het hoofd. ‘Hee Klootzak! Mijn kind kotst hier en ik kots van jou, dus kar even door met die noodharses van je!’ Zo. Hallo San. Noodharses? Volgens mij heb ik dat woord voor het laatst gebruikt in 1988, een woord dat ik als puber grappig vond, haha! Waar kwam dat vandaan? Uit de diepste krochten der onmacht?  Whatever. Ik zag dat hij onder de indruk was en hoofdschuddend reed hij door. Mooi. Ondertussen kon ik de mond van mijn arme ventje afvegen en zette ik verder koers naar huis.  Mannetje op bed met een zetpil. Rust. Vrijwel direct viel hij in slaap van alle commotie en onderzoeken op zijn lamlendige lijfje.

Tegen vijven werd hij wakker….. hij was een stuk opgeknapt. Zetpillen en slaap zijn fijne dingen als je een ziek kind bent. ‘Ik wil wel wat vissticks mama’. Natuurlijk, dat kan mama maken, vis.  Hoeveel wil je er dan Tijn?  ‘Hoeveel mag ik er?’, klonk hij verbaasd.  Hoeveel je er wilt. ’Dan wil ik er 15, maar 1 is ook goed’.  Ach gut, vast frustrerend als je maag wat anders zegt dan je hersens als je eens carte blanche krijgt bij iets wat je heerlijk vindt.  De visstick ging erin en bleef erin, zo ook nog een beker water. Tegen de avond steeg de koorts weer licht, maar zojuist is hij heerlijk in slaap gevallen.  Ik maak me klaar voor een onrustig nachtje.  Morgen zien we wel weer hoe het gaat.  We starten gewoon weer met dat dienblad en als de kakkerlakken beginnen te giechelen neem ik een time-out. Want dat heb je af en toe wel nodig als moeder, met een ziek kind. Voor je het weet tref je jezelf aan met je hoofd uit het raam van de auto …. scheldend als een ordinair viswijf.

 

 

 

 

STRONT AAN DE KNIKKER

headerpou

‘MYEAA-GNORF!’  klinkt het vanuit mijn tas. Een geïrriteerd, iets van knorrend geluidje. Een geluidje dat zich altijd wel lijkt te manifesteren als het doodstil is om mij heen.  Bij negeren herhaalt dit geluid zich elke 20 minuten ongeveer.  Er is ook weleens een ander geluidje hoorbaar. Een kreunend geluidje. Best gênant.  Als mensen mij verbaasd aankijken zet ik steevast mijn pokerface op.  Want eigenlijk is dit iets wat ik intern wil houden, ik schaam me ervoor.  Een soort van geheimpje. Iets dat grotendeels verstopt zit in de diepste krochten van mijn handtas. Vanuit het donker roept het me, éist het me en wíl het wat van me. Ik geef er niet altijd aan toe, want verdorie, het zou toch belachelijk zijn als ik bij elke kreun en steun klaar ga staan! Daahaag.  Totdat het na enige tijd dreigend begint te voelen,  de kreuntjes me loeihard toe lijken te schreeuwen, steeds dwingender. Tjsa, dan haal ik het weleens uit mijn tas om toe te geven aan zijn belachelijke, zeer onrealistische wensen. Steevast zwaar geïrriteerd, want het komt nooit uit. Het ding heeft de timing van een olifant die een porseleinen kast in springt. En het gekke is, met één simpele handeling kan ik hét elimineren! Maar ik kan het nog niet over mijn hart verkrijgen…. hoe graag ik dat ook zou willen.  Binnen afzienbare tijd gaat dat natuurlijk wel gebeuren!   Maar alvorens ik dat ga doen laat ik het doodgaan. Langzaam en pijnlijk, totdat de kreunen en knorren veranderen in smekende zachte piepjes. En die piepjes weer veranderen in een korte hakkelige ademhaling….waarop onverbiddelijk een zeer dramatisch klinkende laatste adem volgt, beeld ik mij zo vergenoegend in.  Dat is dan zéker zijn verdiende loon.

‘Pou!!’  Pou heet ‘ie.  Hij leeft in mijn telefoon en is zoals ze dat noemen het ‘virtuele huisdiertje’ van mijn vijfjarige zoon.  Tijn denkt dat hij ‘Poep’ heet.  Of hij vindt het leuk om hem zo te noemen. Daar bestaat nog enige twijfel over, aangezien Pou een bruingekleurde driehoek is. Meer niet. Een bruin-gekleurde-driehoek. Nou ja met ogen en een mond, dat wel.  En die driehoek nemen wij, of althans Tijn, heel erg serieus. Pou is een zeikerd. Hij heeft continu honger, dorst, is stinkend vies of wil spelen, met een balletje. Een heel irritant spelletje. Als we met het balletje spelen maakt Pou geluidjes van verrukking, zijn geluksindicator stijgt razendsnel als we dat doen. Dat is een bijkomend voordeel, bij andere spelletjes duurt dit veel langer. Daarom speel ik bij voorkeur samen met de bal.  Als zijn maag leeg is open ik de virtuele koelkast en koop eten voor hem. Fastfood, want ik hoop dat hij snel doodgaat. De ellende daarmee is dat Pou pedagogisch is geprogrammeerd. Bij een teveel aan junkfood wordt hij ziek, met een roodgloeiende thermometer in zijn mond en alles. Aan drama geen gebrek.  Dan eet hij niks meer, behalve broccoli, worteltjes en verstandige fruitsappen.  En dan heb ik het nog niet eens over dat wassen, wanneer POU-POEP vies is…..gadverdamme man wat duurt dat lang! Elk zwart stipje moet secuur worden weggeveegd met je vinger, zeker zo’n 3x sliden per vuiltje.  Mijn leven is een hel sinds Pou ten tonele is verschenen op mijn smartphone.  Soms wil ik hem slaan of weggooien, maar dat kan niet, want dan zou mijn telefoon stuk gaan. We kunnen eigenlijk wel stellen dat Pou mijn telefoon gijzelt. En steeds opnieuw wil onderhandelen. Als ik me beheers en hem met stalen zenuwen negeer verschijnt er een symbool van een worst of iets dergelijks op mijn schermpje en dat náást die klote geluidjes.

Tijn is GEK op Pou.  ‘Aaawww wat is ie lief hé mam, echt schattig’…. Tijn straalt als Pou aandacht van hem wil. Glunderend en vol liefde volbrengt hij zijn verzorgende taken, totdat Pou in optimale conditie is.  Steeds weer.  Hij laat het beestje ook zien aan zijn vriendjes en vriendinnetjes.  Vooruit, heel soms is Pou wel handig. Als ik te lang sta te kletsen met een vriendin in de supermarkt, of in de wachtkamer zit van de huisarts bijvoorbeeld. Tijn hoor je dan niet. Ideaal.  Hoe dan ook, zo kan het niet langer. Hij gaat eraan, die bruine. De pijp uit. Zoals ik al heb aangekondigd.  Gisteren deed ik een poging toen ik op Tijn aan het wachten was op het schoolplein, mijn vinger bewoog zich net naar het knopje ‘delete’ toen de schooldeuren openklapten. Mijn ventje -glunderend koppie, witblonde haren- rende stralend de deur uit en vloog me op de hals.

Hierna schreeuwde hij luidkeels zijn vraag:  ‘Mamaaaa heb je voor POEP gezorgd?!!!!’     ‘Jaa natuurlijk heb ik voor Poep gezorgd! Poep is niet vies, alles is okee!’     Wat de andere moeders op het schoolplein van deze dialoog vonden weet ik niet.  Ik wil het niet weten. Ik heb daar ook niet al teveel tijd voor, want ik moet voor poep zorgen.  Dat is tot nadere eliminatie van het hoopje stinkende rotstront namelijk mijn taak.

Pou

 

TOT DE MAAN EN TERUG

tot de maan en terug

Tijn en ik liggen naast elkaar op zijn bed. Hij gaat zo slapen. Tijd voor een goed gesprek van kleuter tot mama. En niet andersom.  Hém laten praten en af en toe een vraag stellen of antwoord geven. Tijn heeft altijd teveel te vertellen als hij eigenlijk moet gaan slapen. Dat rekt de tijd lekker.  En ik geniet zo van deze momentjes, dat ik meestal doe alsof ik dat niet door heb.

‘Mama ik wil geen klein jongetje meer zijn,  groot zijn duurt nog HEEEEELLL lang. Veels te lang. Dat vind ik stom’.  ‘Aha. Ok. en wat is er leuk aan groot zijn, wat wil je dan allemaal doen?’

‘Nou, eerst moeten we een hele grote broek kopen als ik groot ben, want die kleine broekjes pas ik dan niet meer, ik ga natuurlijk niet in mijn blote kont hahaha!’  Ik glimlach. Een stilte volgt, Tijn denkt diep na en vervolgt: ‘En dan ga ik naar de hamsterwinkel en zeg ik dat ze nu eens nieuwe moeten geven en niet steeds diezelfde want dat vind ik pas echt stóm. Dan pak ik er zélf wel een heleboel van boven héél hoog uit die doos!’*

Tsja, worldproblems first. Maar er kwamen nog meer wensen uit:

‘Ik ga dan werken. Want dat moet. Anders heb ik geen centjes. Ik kan heel erg goed eten maken dus ik word kok. Dan gaan de mensen zeggen dat het echt héél erg lekker eten is en dan heb ik veel centjes om snoep en taart te kopen’. ‘Ik ga ook naar Amerika, of nee, éérst naar Spanje op visite bij Sinterklaas.  De kerstman woont in de winter en Sinterklaas in de zomer want dat heet Spanje’. ‘Ik krijg natuurlijk een andere naam als ik groot ben,  hoe ga ik dan heten?’ … ‘Ik doe dan een baby kopen en in jouw buik stoppen, want ik ga met jou trouwen mama.’ ‘Ik ga op alle bergen klimmen naar de wolken toe, want dat vond ik zo leuk in Italië op vakantie’. Hij wordt slaperig.

‘Ja dát wil ik. Allemaal!’  verzucht hij tevreden na zijn verwarrende opsomming en wat noodzakelijke herstelantwoorden van mijn kant.

‘En gelukkig zijn, wil je dat ook Tijn?’

Oei. Dat is een moeilijke vraag voor een kleuter. ‘Gelukkig zijn? Wat is dat dan mama?’  ‘Nou dat is als je altijd héél erg blij bent, niet vaak verdrietig en heel veel leuke dingen doet’. Tijn denkt na. ‘Ja dat wil ik, ik ga áltijd leuke dingen doen en nooit stomme dingen. Nooit’.  Dat is goed, doe dat maar.

Slaap zacht lieverd.

God, wat hou ik toch van dit kleine ventje en zijn visie op de wereld. Liefde tot de maan en terug, zoals hij dat zelf vandaag verwoorde.  Had hij op school gehoord. Mag hij nog heel lang zo blijven?  Mag hij nog heel lang zo simpel blijven denken? Mag ik hem behoeden voor al het lelijks dat op zijn pad komt? Gelukkig worden, het klinkt zo eenvoudig. Maar dat is het niet altijd. Of wel. Eigenlijk. Als je daarvoor zelf toe besluit.  Ik ga hem dat nog wel eens vertellen als hij groter is. Later.  De klok tikt zacht op de achtergrond, hij slaapt inmiddels. Twee knuffelhondjes tegen zijn gezicht.  Ik zit naast zijn bed en kijk naar hem, heel lang. Sla alles op. Zijn blonde haartjes zweterig door elkaar, zijn gezichtje…. zijn handjes.  Voor je het weet IS hij groot. En gelukkig. Natuurlijk. Want dat moet.

———

* Albert Heijn is tijdens deze WK-weken omgedoopt tot ‘de hamsterwinkel’ door Tijn. Ze geven bij de kassa een klein stoffen hamstertje bij elke 15 euri, die je kunt sparen. Er zijn zo’n 20 verschillende.  Ik denk dat de laatste 17 monstertjes pas over een paar weken vrij komen, om het extra irritant en teleurstellend te maken voor de kinderen.  Ik kan niks anders bedenken als ik naar de gigantische stapel dubbele hamsters kijk, hier in een pot. 

 

 

DUBBELE SALTO VOORWAARTS

ddjdjd

Gewoon die trap op, de duikplank aflopen, je tenen over de rand, één keer diep ademhalen… en springen maar.

Ik keek over mijn schouder naar achteren en liep dan vaak weer terug. Rende tegen beter weten in, weer hard terug naar mijn veilige basis, daar beneden op de grond. Ergens.  Een basis die eigenijk al jaren geleden een illusie was geworden. Warm, veilig en vol liefde was deze al lang niet meer. Een strijd die al was gestreden. En die we hadden verloren. Dik.  In het begin was ik nog een ster in het ontkennen, maar het afgelopen jaar was er geen ontkennen meer aan.  Hoe ga je met zoiets om. Hoe aanvaard je dat?  Dat je hebt verloren. Écht.  Dat de veerkracht er serieus niet meer in zit.

Het gevecht ging door. Steeds weer had ik ruzie met die duikplank die mij al die jaren in zijn greep hield. Ik stond daar maar in het midden,  ijsberend, nutteloos op en neer. Vertwijfeld, in tranen. Stampvoetend of gewoon…. doodstil.  Lamgeslagen.  Zoekend.  Niet zelden ontvluchte ik die stomme plank even helemaal.  Om te verdwijnen in het niets.  Zinloos natuurlijk.

Soms, zag ik hem in de verte. Hij stond op een andere duikplank hetzelfde gevecht te voeren. “Loop dan door,” schreeuwde hij. “Ja jij dan!”, schreeuwde ik terug. Vervolgens werd het weer een tijdje stil.  We lagen inmiddels al jaren apart, op onze eigen plankjes, een eigen leven daar weer omheen gebouwd.  Die basis daar, ergens, op de grond was allang vervaagd. Op het belangrijkste wat ons bindt na, een mensje van vlees en bloed.  Ons vlees, ons bloed.  Dat mensje is ontzettend gelukkig en had niks door. Daar zorgden we wel voor.  En daar gaan we nog steeds voor zorgen. Dat hij gelukkig blijft. Intens gelukkig.

De mensen direct om mij heen wisten het al wat langer. Familie en goede vrienden hebben het gevecht ook gezien. Nu maak ik het voor iedereen bekend. Ik ben gesprongen, het diepe in. Onbekend en toch bevrijdend. Hij ook, even verderop.  Tijn springt met ons mee. In het midden. We houden hem goed vast.

 

 

 

 

“MAM, JE MOET NU GAAN, GA NOUWWW!”

285679_337394449665755_87395805_n

Mijn ventje betrad op 16 september 2013 als verse 4-jarige onwennig de kleuterschool. Hangend op mijn arm, zijn armpjes veel te stevig om mij heen… Verlegen en vol spanning. Onzekere, licht vochtige oogjes keken me aan. Ik fluisterde in z’n oor dat het allemaal goed zou komen en dat het heus, echt waar, heel erg leuk wordt – op school.

En dat is het, leuk! Sinds dag 1 is het de traditie dat ik samen met hem, op zijn kleine kleuterstoeltje, innig verstrengeld wacht tot de schoolbel gaat. We lachen, praten, delen geheimpjes uit en knuffelen. Soms laat hij me een recent kunstwerk zien dat hij heeft gemaakt. Na de bel nog een laatste kus, zwaai en dan gaat mama. Maar altijd toch, nog even, die stiekeme knipoog van mij door het raampje van de klas naar m’n knulletje … ‘doeehoeeg’ lach ik. Ik krijg een verlegen lachje terug, z’n handje gaat nog even omhoog… *Zucht, schatje*

Sinds een paar dagen is het anders.
Hij gaat zitten op z’n kleuterstoel en ik zit ervoor, op m’n hurken, mijn gezicht naar hem toe. Dat ging zomaar, die verandering van positie. Ik geef hem een kusje en zeg ‘veel plezier’…

‘Mam ga nouwww, de bel gaat zo’ zegt hij weer. Hij duwt me een klein beetje weg en zijn ogen volgen een stoeipartij die ergens plaats vindt, achterin de kring. Een paar aanwezige ‘grote’ jongens van ruim 5 jaar hebben de grootste lol. Tijn kijkt ze met een scheef lachje en vol bewondering aan. Ze zien hem niet.

‘Nou daag Tijn, ik ga nu he!? Tot straks!’

Hij hoort me al niet meer…

Sjit. Begint dat loslaten nu al? ;-)

HORROR-OCHTEND

1457707_568738873197977_1358154391_n-720x280

Erachter komen dat de wekker van je mobiel niet is afgegaan…..

Mijn zoontje Tijn die precies die dag besluit uit te slapen. Als een wervelwind aankleden inclusief kind. Broodje in de mond van Tijn proppen, jas aantrekken, racen naar de auto… Ontdekken dat het -goddamnit- gevroren heeft, de krabber zoek is, je baalt dat je dat vries-wonderdoekje niet hebt gekocht bij de Halfords. Had iemand deze niet aangeprezen op Facebook? Besluit op de fiets te stappen, om in de schuur te realiseren dat de fiets met kinderzitje al enige tijd geleden stuk is gegaan.

Weer terug rennen naar de auto. Laatste restje antivries op de ramen spuiten… met minimaal zicht en een loeiende verwarming naar school racen. Met je kind een reeds gesloten en stille klas in stormen….broodresten nog op z’n mond.

Naar je werk toe racen. Erachter komen dat je bent vergeten dat die **#@$ straat naar je werk is afgesloten i.v.m. bouwwerkzaamheden. Kinderlijk besluit dat je echt niet gaat omrijden. Toch nog een laatste parkeerplekje spot bij de Rabobank, met daarop een lullig verkeerspaaltje. Ha!

Een verkeerspaaltje dat na uitstappen 10x zwaarder is dan je dacht. Deze toch met je laatste gefrustreerde oerkrachten weet te verplaatsen. Je auto zowaar succesvol inparkeert. Op een drafje naar je werk loopt, je jas uittrekt en eens kijkt wat je aan hebt: een scheef geknoopte jurk.

Zo! En nu ga ik voor het eerst in mijn leven koffie drinken.

en ohja: übermoeders die nooit gemummificeerde spinnen aantreffen in een insectenpot naast hun bodylotion, waarvan hun kind de kat niet knipt en al helemaal hun lippenstift niet steelt!…… Altijd een plan A,B,C en D hebben, georganiseerd ‘as ever’.

Ik wil het vandaag even niet weten.

DE BH-KLEPTOMANE

VERKEERDE BH WASLIJN

Zou ze kijken naar het type vrouw voordat ze wat van haar gaat stelen? Zou ze kijken of het haar maat is? Of het een dure of een goedkope is? Een versleten of een nieuwe? Of het haar kleur is. Of *brrr* … nog vreemder: zou ze ze DRAGEN??? Of zou enkel de adrenaline -tijdens en na het stelen- van een bustehouder haar genoeg voldoening geven? De BH-kleptomane. Ik had er nog nooit van gehoord. Maar ik werd er vandaag mee geconfronteerd.

Ik was vanmiddag even naar het zwembad, vrij zwemmen met m’n zoontje. Bubbelbadje erna. Heerlijk. Tijdens het aankleden, na het zwemmen, had ik al voor de duizendste keer naarstig m’n spullen doorzocht en kon m’n BH niet vinden. Écht niet. Ook niet aan de haakjes van de hokjes of op de grond onder de hokjes. In de vuilnisbakken…

Maar nee hoor. Nergens. Bizar. Ik besloot het missende stukje stof daarom maar even te melden bij de receptie met m’n telefoonnummer erbij. Je weet het niet, misschien wordt het gevonden.

De receptioniste schrok toen ik de vermissing melde. ‘Onee, is het weer zover!?!’ riep ze uit.

… eh pardon?

‘Ze is terug’ …  ’de “BH-kleptomane”, tenminste dat denk ik’, kreeg ik te horen.
Jawel, het moest ook even tot mij doordringen dat er schijnbaar een ziekelijk vrouwspersoon bestaat die in het zwembad BH’s jat van andere vrouwen. Als ze niet opletten of met hun kind bezig zijn.

De BH-kleptomane is een keertje op heterdaad betrapt in het zwembad en opgepakt, tijd terug alweer, begreep ik. Echter, de receptioniste had de laatste weken weer een opvallend aantal meldingen gehad van verdwenen BH’s.

Dus. Hij is weg. Dat ding. Geweldig. En bedankt, hoop dat het je maat is…trut!

En ik nog denken dat het chloor in m’n ogen en oren het vervelendste was, en het feit dat Tijn en ik, rillend en nat van de kou met de badmeester alle kluisjes af moesten…omdat ik overvallen werd door een totale black-out inzake het kluisnummertje. En de locatie van de kluis.

Nee hoor. Het kan altijd gekker. Zo zie je maar weer.