DUBBELE SALTO VOORWAARTS

Gewoon die trap op, de duikplank aflopen, je tenen over de rand, één keer diep ademhalen… en springen maar.
Ik keek over mijn schouder naar achteren en liep dan vaak weer terug. Rende tegen beter weten in, weer hard terug naar mijn veilige basis, daar beneden op de grond. Ergens. Een basis die eigenijk al jaren geleden een illusie was geworden. Warm, veilig en vol liefde was deze al lang niet meer. Een strijd die al was gestreden. En die we hadden verloren. Dik. In het begin was ik nog een ster in het ontkennen, maar het afgelopen jaar was er geen ontkennen meer aan. Hoe ga je met zoiets om. Hoe aanvaard je dat? Dat je hebt verloren. Écht. Dat de veerkracht er serieus niet meer in zit.
Het gevecht ging door. Steeds weer had ik ruzie met die duikplank die mij al die jaren in zijn greep hield. Ik stond daar maar in het midden, ijsberend, nutteloos op en neer. Vertwijfeld, in tranen. Stampvoetend of gewoon…. doodstil. Lamgeslagen. Zoekend. Niet zelden ontvluchte ik die stomme plank even helemaal. Om te verdwijnen in het niets. Zinloos natuurlijk.
Soms, zag ik hem in de verte. Hij stond op een andere duikplank hetzelfde gevecht te voeren. “Loop dan door,” schreeuwde hij. “Ja jij dan!”, schreeuwde ik terug. Vervolgens werd het weer een tijdje stil. We lagen inmiddels al jaren apart, op onze eigen plankjes, een eigen leven daar weer omheen gebouwd. Die basis daar, ergens, op de grond was allang vervaagd. Op het belangrijkste wat ons bindt na, een mensje van vlees en bloed. Ons vlees, ons bloed. Dat mensje is ontzettend gelukkig en had niks door. Daar zorgden we wel voor. En daar gaan we nog steeds voor zorgen. Dat hij gelukkig blijft. Intens gelukkig.
De mensen direct om mij heen wisten het al wat langer. Familie en goede vrienden hebben het gevecht ook gezien. Nu maak ik het voor iedereen bekend. Ik ben gesprongen, het diepe in. Onbekend en toch bevrijdend. Hij ook, even verderop. Tijn springt met ons mee. In het midden. We houden hem goed vast.