Tag Archives: moeder

OVER LIEFDE EN HAMERHAAIEN

SANTIJN745007141_n

Liefde. Voordat jij er was kon ik het voelen voor familie, vrienden en geliefdes. Het kon diep gaan, die liefde. En ik dacht dat dat alles was. Toen jij – op 14 september 2009 om 23.58 uur – op mijn buik werd gelegd voelde ik een verbintenis, maar ik was ook overweldigd en in de war. Ik bedoel… je was er niet opeens, zomaar. Je was gewenst en ik had op je gewacht. Maar toch… toch kon ik je alleen maar stomverbaasd aanstaren.

We lagen met zijn tweeën in een kamer in het ziekenhuis. Het was doodstil, iedereen was al naar huis. Een zwak licht van een lantaarnpaal scheen door de kier van het gordijn over je gezichtje. Mijn vinger gleed over het kuiltje in je kin, hetzelfde kuiltje als ik. Je had een bos pikzwarte haartjes. Ik sprak tegen je, zei dat ik je mama was en dat wij voor altijd samen zouden zijn. Het was een vaststelling, vol verwondering. Maar er was ook onzekerheid. Want, mijn god, wat was je klein. Deed ik het wel goed? Je werd even van me weggenomen. Je maagje moest worden leeggepompt en tevens zou er melk ingepompt worden. Het leek uren te duren voordat ze weer terug kwamen en ze me jou weer terug gaven. Bezorgd keek ik naar je gezichtje en het was toen, op dat moment, dat er iets gebeurde in mijn lijf. Ik weet het nog precies. Over je wang liep een enkel traantje. Het dwarrelde al bij je kin. Het had al een korte weg bewandeld, zonder mij. Daar, bij dat traantje, voelde ik iets waar mensen weleens euforisch over spraken: moederliefde? Onvoorwaardelijke moederliefde. Althans, dat móest het wel zijn. Als door een bizarre oerkracht gedreven wilde ik jou plots met elke vezel van mijn lichaam beschermen en troosten.

Met jou, dicht tegen mij aan gleed de nacht voorbij. In onze eerste nacht, waarin ik ontelbare keren de zoete geur van je haartjes opsnoof, je handjes vasthield en je minstens 80 kusjes heb gegeven, begon deze liefde, die ik nog niet eerder had gevoeld. Liefde van een ander soort, van een andere dimensie. Morgen word je zes. Zes jaar alweer! Alsof het met één enkele knip van mijn vingers voorbij is gevlogen. En toch is er zoveel gebeurd en ben jij al zo gegroeid. Je bent een blij, lief, onbezorgd en ondeugend jochie. Morgen feest op school. Je wensen voor je feesthoed heb je al kenbaar gemaakt aan de juf. Het moet een hoed zijn met hamerhaaien en krokodillen (to be specific wink-emoticon ). Dat komt vast goed. Ik hou van je lieve gekke smurf. En morgen maak ik foto’s van jou en je hoed en is het feest met taart en cadeautjes. We gaan je verjaardag uitbundig vieren. En intern vier ik het jubileum van mijn zesjarige moederliefde. Hamerhaaien en krokodillen, typisch Tijn.

FacebookTwitterGoogle+WhatsAppPinterestPrintEmailLinkedInDelen

HAAIDIEDOEI!

11739588_887998511272010_1513685508_n

Ik riep vandaag “Haaidiehoo!!” tegen iemand. Als begroeting, in de supermarkt. Ik weet niet waar het vandaan kwam. Uit 1989 wellicht. Een irritantere begroeting kan ik even niet bedenken. Het klinkt net een tikkie té opgewekt. En toch zei ik het. Tijdens het uitspreken van de derde klemtoon: “hoo” was ik zelf ook verbaasd hoor. Als je net een keuze probeert te maken uit Lassie Toverrijst en Silvo basmatirijst dan is zo’n uitroep die je van achter verrast natuurlijk monsterlijk. Ik was wel zo verstandig om het daarbij te laten, na een ‘Hoi!’ die retour kwam. Het kan altijd erger. Mensen die na een begroeting door vragen. Vooral mensen die je al een tijdje niet hebt gezien en waar je even geen tijd voor hebt. “Gaat alles lekker?” valt nog mee, da’s best lief. Die kun je nog wegwimpelen met een vluchtige oprechte glimlach en een: “Ja heerlijk hoor. Haast haast! Doei”.

Maar er zijn er altijd mensen die -juist als je gillende haast hebt- eens flink de tijd willen nemen voor een persoonlijk interview. Of eigenlijk….hun bemoeierige aannames willen ventileren. Laatst trof ik er zo eentje….Iemand die niet het beste in mij naar boven haalt. Iemand die ik eigenlijk nauwelijks ken. Wellicht een keertje mee heb gesproken op een verjaardag. Een vage kennis. Zulke mensen kent iedereen toch? Ik noem haar Agatha, die naam past bij haar. Ze begon met “Zoooo je bent weer alleen hè, ik hoorde het laatst van Agnes. Gut, het is me allemaal wat. Tsja, nu moet je weer aan de man natuurlijk. (?) Zal wel niet zo makkelijk zijn. Mensen scheiden om níks tegenwoordig. Ik zei laatst nog tegen Pia, die van Ooms die gaat het nog moeilijk krijgen, helemaal alleen met Thijmen. Oh Tijn? Ja ok, Tijn bedoel ik. Nou meid, ik zou niet graag in je schoenen staan. Je redt het zeker maar net allemaal. Het is al een wonder dat je zo snel een huis vond, al is het in een buurt waar ik niet zou willen wonen hoor”… Ik liet een ongemakkelijke stilte vallen. Was ze klaar? Eigenlijk wilde ik gewoon wat sperziebonen en een pak yoghurt kopen. Ik was geenszins van plan om dat oubollige azijnmens de ins en outs van mijn privéleven te vertellen, welke ze onder het genot van een koffiekaakje weer door kon nemen met medeaagjes Pia en Agnes, van wie ik zo vluchtig ook even niet weet wie dat zijn. Bah!

Gelukkig doet de ongemakkelijke stilte vaak wél zijn werk. Ik glimlachte hierbij terwijl de gezichtsuitdrukking van Agatha van standje ‘rete nieuwsgierig’ naar standje ‘ongemakkelijk’ schoot. Dan zijn we er namelijk. Dan voelt ze wat ik voel. Ongemak. Met een kort doch opgewekt antwoord maakte ik me uit de voeten. De glimlach vastgebeiteld op mijn gezicht. Alsof dat de inwendige irritatie en het opkomende rotgevoel weg kon blazen. Eigenlijk wilde ik meer zeggen. Zelfs onaardig doen, maar dat is zinloos en zonde van de tijd.
Buiten kom ik erachter dat ik de yoghurt ben vergeten. Voor geen goud loop ik weer naar binnen. Geen zin in. Met veel plezier stop ik onderweg nog even bij de supermarkt vlakbij mijn huis. Mijn huis. Hij staat daar prima. Alles gaat goed. Ik ben zelfs gelukkig! Gelukkiger dan een verbitterde Agatha met koffiekaakjes vanachter de geraniums. Dat weet ik wel zeker. Mijn leven zit weer in de lift en dat heb ik lange tijd niet kunnen zeggen! Een lift die bij haar volkomen vastgeroest zit tussen haar krampachtige ideeën en negatieve overtuigingen. Want alleen vanuit stierlijke verveling kun je mensen zo benaderen. Dikke haaidiedoei Agatha!

THE FISHWIFE

viswijfHEADER

Tijns huid had dezelfde kleur als zijn haar toen hij vanmorgen wakker werd: spierwit.  Oei. Ventje is ziek. Ziek!  Direct schiet ik in de zorgmodus.  Even koorts opmeten.. hmmm. 39 graden.  Tijd voor ‘het dienblad’.   Tijn weet dat ook, als hij ziek is pakken wij het bloemetjes-dienblad. Daarop mag hij neerleggen wat hij lust en hoeft hij niets te eten wat hij niet wil. Dit is tevens een hele fijne graadmeter voor mij om in te schatten hoe ziek hij daadwerkelijk is.  Er was eens een keer dat ik het dienblad te vroeg pakte namelijk, nog net onder de 38 graden streek ik met mijn hand over mijn hart, waarop Tijn vijf pakjes smarties, een koekje en een ijsje erop knalde. Foutje.  Het dienblad wordt nu alleen ingezet boven de 38.5 graden. En met succes.

Nog steeds spierwit en wankelend op zijn benen van de koorts zie ik dat hij toch geniet van dit kleine momentje van macht.  ‘Tijn, een banaantje misschien? Een droog toastje?’…  ‘Neeeee, mama IK mag het hélemaal zelf weten en JIJ moet niets zeggen’. Ohja….  Tijn pakt een banaan van de fruitschaal en vervolgens duikt hij de kast in om een enkel droog toastje te pakken. Oei.  Die is echt ziek. Hop, naar boven in mijn bed en het dienblad ernaast. Helaas neemt hij geen hapje en ook geen slokje drinken. Wat nu? De zinnen verzetten.  Op zo’n moment haal je je beste vriendin tevoorschijn: de tablet. De tablet bevat tekenfilmpjes, oneindig veel tekenfilmpjes. In alle soorten en maten. Niet dat mijn kind daar van houdt, van al die soorten en maten. Hij wil meestal maar één ding kijken en dat is ‘Oggy en de kakkerlakken’.  Een soort Tom&Jerry maar zo mogelijk nog irritanter en niet alleen vanwege de achtergrondmuziek.  De drie kakkerlakjes uit deze oneindige serie zijn werkelijk onuitstaanbaar en hun hatelijke giecheltjes ook.  De giecheltjes hebben een eigen geluidsfrequentie: het laat zich het beste omschrijven als de chipmunks nadat ze drie liter helium hebben opgezogen.  Zo rond giechel 78 heb ik het meestal wel gehad en probeer ik hem ervan  te overtuigen om eens wat anders te bekijken maar dat heeft niet echt succes. Verder dan ‘Spongebob, the movie’ ben ik meestal nog niet gekomen en eigenlijk was die al aanwezig voordat de kakkerlakken hun digitale entree kwamen maken in mijn huis. En let’s face it, die Spongebobmovie is ook irritant.  Vooral als je tegen het einde van de film wordt geconfronteerd met de onsmakelijke poriën en rugharen van David Hasselhoff. Maar dat terzijde. Het kind is ziek en de kakkerlakken mogen aan. Het volume echter, dat mag wel wat zachter. ‘Maar dan kan ik het niet horen mama, écht niet!’

Een blik op zijn linkeroor vertelt me dat het daar niet zo goed mee gaat, deze is knalrood. Omdat de koorts maar niet zakt, de lamlendigheid ernstige vormen aanneemt en hij nog steeds niet wil drinken besluit ik toch om maar even een afspraak bij de huisarts te maken. Eenmaal daar ondergaat Tijn als een zielig hoopje ziek -vacuüm en koortsig tegen mij aangeplakt- wat onderzoekjes. Ai. Oorontsteking in fase 1…. we kunnen nog even wachten met de antibiotica, het nog even aanzien. Vooruit, want ik ben niet echt een voorstander van deze kuren.

Terug naar huis, in de auto. Eigenlijk moet ik nog even langs de supermarkt om wat boodschappen te halen, zou Tijn dat trekken? Op het moment dat ik me dat afvraag begint hij over te geven, een restje glijdt over mijn toegesnelde hand. Om vervolgens de rest van zijn maaginhoud te lozen in een boodschappentas die ik razendsnel tevoorschijn haal vanaf de achterbank. Mama’s kunnen alles op zo’n moment, zo ook gewoon doorrijden in een rechte lijn. Echter, schakelen daarbij is net iets  teveel van het goede. Daarvoor mis ik simpelweg even een derde of vierde hand… en een aantal vingers.  De auto komt met schokkende bewegingen en een raspend geluid tot stilstand. Gelukkig op een rustige weg net uit het centrum. Kalm. Even uitkotsen. Achter mij begint een auto te toeteren, met daarin een type tokkie zo vluchtig gezien, ook dat nog. Aangezien ik nog even niet bij machte ben om de auto te verplaatsen geeft hij gas en komt hij tot stilstand naast mijn raam, zijn raampje glijdt open en een stem buldert: ‘Moeten we ook niet doen hè, een wijf achter het stuur!!’  Razend werd ik. Normaal ben ik best wel van de keurige en aardige woorden maar ik had het even hélemaal gehad, bovendien steeg de zurige kotslucht mij naar het hoofd. ‘Hee Klootzak! Mijn kind kotst hier en ik kots van jou, dus kar even door met die noodharses van je!’ Zo. Hallo San. Noodharses? Volgens mij heb ik dat woord voor het laatst gebruikt in 1988, een woord dat ik als puber grappig vond, haha! Waar kwam dat vandaan? Uit de diepste krochten der onmacht?  Whatever. Ik zag dat hij onder de indruk was en hoofdschuddend reed hij door. Mooi. Ondertussen kon ik de mond van mijn arme ventje afvegen en zette ik verder koers naar huis.  Mannetje op bed met een zetpil. Rust. Vrijwel direct viel hij in slaap van alle commotie en onderzoeken op zijn lamlendige lijfje.

Tegen vijven werd hij wakker….. hij was een stuk opgeknapt. Zetpillen en slaap zijn fijne dingen als je een ziek kind bent. ‘Ik wil wel wat vissticks mama’. Natuurlijk, dat kan mama maken, vis.  Hoeveel wil je er dan Tijn?  ‘Hoeveel mag ik er?’, klonk hij verbaasd.  Hoeveel je er wilt. ’Dan wil ik er 15, maar 1 is ook goed’.  Ach gut, vast frustrerend als je maag wat anders zegt dan je hersens als je eens carte blanche krijgt bij iets wat je heerlijk vindt.  De visstick ging erin en bleef erin, zo ook nog een beker water. Tegen de avond steeg de koorts weer licht, maar zojuist is hij heerlijk in slaap gevallen.  Ik maak me klaar voor een onrustig nachtje.  Morgen zien we wel weer hoe het gaat.  We starten gewoon weer met dat dienblad en als de kakkerlakken beginnen te giechelen neem ik een time-out. Want dat heb je af en toe wel nodig als moeder, met een ziek kind. Voor je het weet tref je jezelf aan met je hoofd uit het raam van de auto …. scheldend als een ordinair viswijf.

 

 

 

 

STRONT AAN DE KNIKKER

headerpou

‘MYEAA-GNORF!’  klinkt het vanuit mijn tas. Een geïrriteerd, iets van knorrend geluidje. Een geluidje dat zich altijd wel lijkt te manifesteren als het doodstil is om mij heen.  Bij negeren herhaalt dit geluid zich elke 20 minuten ongeveer.  Er is ook weleens een ander geluidje hoorbaar. Een kreunend geluidje. Best gênant.  Als mensen mij verbaasd aankijken zet ik steevast mijn pokerface op.  Want eigenlijk is dit iets wat ik intern wil houden, ik schaam me ervoor.  Een soort van geheimpje. Iets dat grotendeels verstopt zit in de diepste krochten van mijn handtas. Vanuit het donker roept het me, éist het me en wíl het wat van me. Ik geef er niet altijd aan toe, want verdorie, het zou toch belachelijk zijn als ik bij elke kreun en steun klaar ga staan! Daahaag.  Totdat het na enige tijd dreigend begint te voelen,  de kreuntjes me loeihard toe lijken te schreeuwen, steeds dwingender. Tjsa, dan haal ik het weleens uit mijn tas om toe te geven aan zijn belachelijke, zeer onrealistische wensen. Steevast zwaar geïrriteerd, want het komt nooit uit. Het ding heeft de timing van een olifant die een porseleinen kast in springt. En het gekke is, met één simpele handeling kan ik hét elimineren! Maar ik kan het nog niet over mijn hart verkrijgen…. hoe graag ik dat ook zou willen.  Binnen afzienbare tijd gaat dat natuurlijk wel gebeuren!   Maar alvorens ik dat ga doen laat ik het doodgaan. Langzaam en pijnlijk, totdat de kreunen en knorren veranderen in smekende zachte piepjes. En die piepjes weer veranderen in een korte hakkelige ademhaling….waarop onverbiddelijk een zeer dramatisch klinkende laatste adem volgt, beeld ik mij zo vergenoegend in.  Dat is dan zéker zijn verdiende loon.

‘Pou!!’  Pou heet ‘ie.  Hij leeft in mijn telefoon en is zoals ze dat noemen het ‘virtuele huisdiertje’ van mijn vijfjarige zoon.  Tijn denkt dat hij ‘Poep’ heet.  Of hij vindt het leuk om hem zo te noemen. Daar bestaat nog enige twijfel over, aangezien Pou een bruingekleurde driehoek is. Meer niet. Een bruin-gekleurde-driehoek. Nou ja met ogen en een mond, dat wel.  En die driehoek nemen wij, of althans Tijn, heel erg serieus. Pou is een zeikerd. Hij heeft continu honger, dorst, is stinkend vies of wil spelen, met een balletje. Een heel irritant spelletje. Als we met het balletje spelen maakt Pou geluidjes van verrukking, zijn geluksindicator stijgt razendsnel als we dat doen. Dat is een bijkomend voordeel, bij andere spelletjes duurt dit veel langer. Daarom speel ik bij voorkeur samen met de bal.  Als zijn maag leeg is open ik de virtuele koelkast en koop eten voor hem. Fastfood, want ik hoop dat hij snel doodgaat. De ellende daarmee is dat Pou pedagogisch is geprogrammeerd. Bij een teveel aan junkfood wordt hij ziek, met een roodgloeiende thermometer in zijn mond en alles. Aan drama geen gebrek.  Dan eet hij niks meer, behalve broccoli, worteltjes en verstandige fruitsappen.  En dan heb ik het nog niet eens over dat wassen, wanneer POU-POEP vies is…..gadverdamme man wat duurt dat lang! Elk zwart stipje moet secuur worden weggeveegd met je vinger, zeker zo’n 3x sliden per vuiltje.  Mijn leven is een hel sinds Pou ten tonele is verschenen op mijn smartphone.  Soms wil ik hem slaan of weggooien, maar dat kan niet, want dan zou mijn telefoon stuk gaan. We kunnen eigenlijk wel stellen dat Pou mijn telefoon gijzelt. En steeds opnieuw wil onderhandelen. Als ik me beheers en hem met stalen zenuwen negeer verschijnt er een symbool van een worst of iets dergelijks op mijn schermpje en dat náást die klote geluidjes.

Tijn is GEK op Pou.  ‘Aaawww wat is ie lief hé mam, echt schattig’…. Tijn straalt als Pou aandacht van hem wil. Glunderend en vol liefde volbrengt hij zijn verzorgende taken, totdat Pou in optimale conditie is.  Steeds weer.  Hij laat het beestje ook zien aan zijn vriendjes en vriendinnetjes.  Vooruit, heel soms is Pou wel handig. Als ik te lang sta te kletsen met een vriendin in de supermarkt, of in de wachtkamer zit van de huisarts bijvoorbeeld. Tijn hoor je dan niet. Ideaal.  Hoe dan ook, zo kan het niet langer. Hij gaat eraan, die bruine. De pijp uit. Zoals ik al heb aangekondigd.  Gisteren deed ik een poging toen ik op Tijn aan het wachten was op het schoolplein, mijn vinger bewoog zich net naar het knopje ‘delete’ toen de schooldeuren openklapten. Mijn ventje -glunderend koppie, witblonde haren- rende stralend de deur uit en vloog me op de hals.

Hierna schreeuwde hij luidkeels zijn vraag:  ‘Mamaaaa heb je voor POEP gezorgd?!!!!’     ‘Jaa natuurlijk heb ik voor Poep gezorgd! Poep is niet vies, alles is okee!’     Wat de andere moeders op het schoolplein van deze dialoog vonden weet ik niet.  Ik wil het niet weten. Ik heb daar ook niet al teveel tijd voor, want ik moet voor poep zorgen.  Dat is tot nadere eliminatie van het hoopje stinkende rotstront namelijk mijn taak.

Pou

 

DUBBELE SALTO VOORWAARTS

ddjdjd

Gewoon die trap op, de duikplank aflopen, je tenen over de rand, één keer diep ademhalen… en springen maar.

Ik keek over mijn schouder naar achteren en liep dan vaak weer terug. Rende tegen beter weten in, weer hard terug naar mijn veilige basis, daar beneden op de grond. Ergens.  Een basis die eigenijk al jaren geleden een illusie was geworden. Warm, veilig en vol liefde was deze al lang niet meer. Een strijd die al was gestreden. En die we hadden verloren. Dik.  In het begin was ik nog een ster in het ontkennen, maar het afgelopen jaar was er geen ontkennen meer aan.  Hoe ga je met zoiets om. Hoe aanvaard je dat?  Dat je hebt verloren. Écht.  Dat de veerkracht er serieus niet meer in zit.

Het gevecht ging door. Steeds weer had ik ruzie met die duikplank die mij al die jaren in zijn greep hield. Ik stond daar maar in het midden,  ijsberend, nutteloos op en neer. Vertwijfeld, in tranen. Stampvoetend of gewoon…. doodstil.  Lamgeslagen.  Zoekend.  Niet zelden ontvluchte ik die stomme plank even helemaal.  Om te verdwijnen in het niets.  Zinloos natuurlijk.

Soms, zag ik hem in de verte. Hij stond op een andere duikplank hetzelfde gevecht te voeren. “Loop dan door,” schreeuwde hij. “Ja jij dan!”, schreeuwde ik terug. Vervolgens werd het weer een tijdje stil.  We lagen inmiddels al jaren apart, op onze eigen plankjes, een eigen leven daar weer omheen gebouwd.  Die basis daar, ergens, op de grond was allang vervaagd. Op het belangrijkste wat ons bindt na, een mensje van vlees en bloed.  Ons vlees, ons bloed.  Dat mensje is ontzettend gelukkig en had niks door. Daar zorgden we wel voor.  En daar gaan we nog steeds voor zorgen. Dat hij gelukkig blijft. Intens gelukkig.

De mensen direct om mij heen wisten het al wat langer. Familie en goede vrienden hebben het gevecht ook gezien. Nu maak ik het voor iedereen bekend. Ik ben gesprongen, het diepe in. Onbekend en toch bevrijdend. Hij ook, even verderop.  Tijn springt met ons mee. In het midden. We houden hem goed vast.

 

 

 

 

CHAOS

chaos

loesje

 

Ik ren de deur uit, met Tijn, op weg naar zijn school. Ik ben wat te laat, ondanks dat de klok in de huiskamer altijd -met zelfkennis- op ‘voor’ staat, ik trap er helaas niet meer in.

“Klik, Toink, Klik, Toink,” klinken mijn voetstappen in de achtertuin. Hmm. Raar geluidje maken mijn schoenen. O sjit. Ik heb 2 verschillende zwarte enkellaarsjes aan gedaan. Stom. Ik race terug het huis in en kan gelukkig nog 1 matchend laarsje vinden bij degene die ik al aan mijn voeten heb.

Ai, waar is mijn autosleutel nou weer? Ik had hem net toch nog? Niet op de trap of de tafel!  Help waar is dat ding? Naarstige zoektocht. Oh, toch in mijn handtas onderin tussen losgeraakte kaugompjes, papiertjes, make-upjes en tampons. Gevonden! We zijn nu klaar om te vertrekken.

Onderweg zie ik dat Tijn nog een veeg chocoladepasta op zijn wang heeft. En dan doe ik iets wat ik als kind altijd al verafschuwde als mijn moeder dat deed. Het gebeurde zomaar. In de haast. Ik stop mijn vinger in mijn mond en veeg met mijn natte spuugvinger de choco weg. ‘MAMA!!’. Tijn wendt zijn hoofd vol afschuw van me af. ‘Zo weg!’, zeg ik lachend. De opdoemende jeugdherinnering negerend. School, we zijn bij school.

Even Tijn afzetten en dan kan ik thuis nog wat klusjes wegwerken want een aantal liggen er al ietsie te lang. Ik loop de klas in en juf zegt ‘Aah daar is Tijn dan toch met zijn mama.’ Vervolgens roept ze door de klas  ‘OK kinderen! Ik geef nu even door wélke kinderen  met wélke mama mee gaan rijden naar het verven’. Verven. Verven? Verven! Argh. Dat is vandaag! Ik had me opgegeven als ‘rij-moeder’! Dat was ik glad vergeten. De agenda in mijn hoofd schuift wat klusjes op en neer in gedachten terwijl mijn mond een zelfverzekerde glimlach probeert te produceren, die moet aangeven dat ik –natuurlijk- voorbereid was. Ja verven hé. Leuk!

Nog geen 10 minuten later rij ik met vier kleuters in mijn auto richting Kunstzinnig centrum “De Blauwe Schuit”. De kids hebben flinke lol. Ik zet de radio wat harder. K3 klinkt door de speakers. Twee dametjes beginnen te swingen. Tijn grijnst. Ik zwaai met mijn arm. En kleuter nummer vier, een jongetje, zegt dat hij mij een beetje een gekkerd vindt. Dat mag. HAHAHA! Ik lach er hartelijk om en jengel mee: ‘Oya Lele. Ik voel me plots weer zo oya lele!’

Oei. Nu was ik even afgeleid en ben ik gedachteloos de verkeerde straat in gereden. Nou ja dan rijd ik maar wat om. Verdorie, alle stoplichten tegen. Aangekomen op de plaats van bestemming zie ik dat alle ouders en de kinderen al keurig gegroepeerd voor de deur staan. Mijn wangen kleuren rood, we zijn de laatste.

Chaos, ik ben er helaas iets te veel mee bekend. Waar anderen alles keurig overzichtelijk kunnen terugvinden leg ik vaak gedachteloos mijn spullen her en der neer. Vervolgens weet ik niet meer waar iets ligt. In een opruim-woede heb ik een keer alles een ‘plek’ gegeven. Dat versloft dan helaas weer te zijner tijd. Ik kleed mij ‘s ochtends regelmatig ‘half’ aan, in de hoop dat ik een onderdeel van mijn garderobe ergens tijdens het ochtendritueel wel weer tegenkom. Een haarspeld, lippenstift of riempje. Dit is helaas niet altijd het geval. Zoeken doe ik dan niet. Kansloos. Ik flans wat in elkaar van wat wel beschikbaar is.

Spullen kunnen op de gekste plekken liggen. Een boek van de bibliotheek heb ik moeten betalen omdat ik het kwijt was. Spoorloos. Twee jaar later vind ik hem, onder de printer. Als ik iets ergens neerleg spreek ik mezelf toe, dat ik moet onthouden dat het DAAR LIGT, maar op het moment dat ik het nodig heb word ik bevangen door een totale black-out.

Of ik ben spullen ECHT kwijt. Laarzen, cd’s, belangrijke brieven, lievelings-oorbellen. Nooit meer terug gevonden. Gewoon verdwenen. Ik vrees dat de chaos nooit echt zal verdwijnen. Op het moment dat ik dit overpeins, hier aan tafel, kijk ik ineens recht tegen een usb stick aan met mooie foto’s die ik al drie weken kwijt was. Zomaar. Verstopt tussen wat paperassen.

Een geluksmomentje! Vaak ook inspirerend om iets nieuws te ondernemen. Zo kom ik regelmatig weer leuke spulletjes tegen. Waarvan ik dacht dat het weg was. En juist op dat moment kan ik zoiets net weer nodig hebben.